| 21102 |
bijten |
bijten:
biete (L270p Tegelen)
|
bijten [DC 37 (1964)]
III-2-3
|
| 31790 |
bijten van de zaag |
bijten:
bītǝ (L270p Tegelen)
|
Het soepel door het hout gaan van de zaag. [N 53, 28d-e]
II-12
|
| 33311 |
bijzondere harken |
spritserhark:
špretsǝrhɛrǝk (L270p Tegelen)
|
De volgende opgaven hebben betrekking op harken met een specifiek doel dat in het eerste lid van de benaming is aangegeven. Vgl. ook de lemmaɛs Mesthaak, Hooihark en Naoogstrijf. [N 18, 95; monogr.]
I-5
|
| 29948 |
bikbijltje |
bikhamel:
bekhāmǝl (L270p Tegelen),
steenbikker:
štęjnbekǝr (L270p Tegelen)
|
Tweesnijdend bijltje met kort handvat om oude stenen schoon te kappen. Zie ook afb. 9. Het verwijderen van oude specieresten van metselstenen werd in Q 116 'afbikken' ('āf˱bekǝ') genoemd. [N 30, 15c]
II-9
|
| 22705 |
bikkel(s) |
bikkel:
bigkels (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
kootje:
ky(3)̄øtsjəs (L270p Tegelen),
kyøtjəs (L270p Tegelen)
|
De beentjes. [N R (1968)]
III-3-2
|
| 22704 |
bikkelen |
bikkelen:
bigkele (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
Bigkele was een meisjesspel bij uitstek, dat misschien wel eeuwen oud is, en niet alleen in ons land, maar ook in Duitsland als "Knöchenspiel", in Frankrijk als "jeu dosselets"algemeen bekend was, en waarschijnlijk nog in meerdere landen.
bigkele (L270p Tegelen),
met kootjes spelen:
meͅt kyøtjəs sjp"lə (L270p Tegelen)
|
[Bikkelen]. || Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)]
III-3-2
|
| 22713 |
bikkelen: bikkelspel |
bikkelspel:
bigkelsjp"l (L270p Tegelen)
|
Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)]
III-3-2
|
| 22710 |
bikkelterm |
derdeke:
de derde ronde
deͅrdəkə (L270p Tegelen),
eersteke:
de eerste ronde
īərstəkə (L270p Tegelen),
mondje:
mondje
mundje (L270p Tegelen),
neusje:
neusje
naeske (L270p Tegelen),
oogje:
oogje
uigske (L270p Tegelen),
oortje:
oortje
yørkə (L270p Tegelen),
ruggetje:
ruggetje
røͅkskə (L270p Tegelen),
tweedeke:
de tweede ronde
twīədəkə (L270p Tegelen)
|
Kent u nog andere termen uit het spel? Wat betekenen ze? [N R (1968)]
III-3-2
|
| 17652 |
bil |
bats:
bats (L270p Tegelen),
de bein kome beej de batse beejeein (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen)
|
deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] || Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9, III-1-1
|
| 21641 |
biljet van duizend frank |
bankje van duizend frank:
⁄m bankje van 1000 frang (L270p Tegelen)
|
1000 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|