e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
veegmesje penmes: pęnmɛts (Tegelen) Stukje hout of spitstoelopend stukje bandijzer om de vormbakken schoon te krabben. [N 98, 83; monogr.] II-8
veel drinken buizen: bui’ze (Tegelen), jeppen: jep’pe (Tegelen), knappen: knappe (Tegelen), zauwelen: zaw’wele (Tegelen), zuipen: zoepe (Tegelen, ... ), zōēpə (Tegelen), zū.pə (Tegelen, ... ) drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || overmatig drinken van alcoholische drank || overmatig drinken, vnl. van alcoholische dranken || overmatig veel drinken bij broodmaaltijden || stevig drinken || zuipen [DC 35 (1963)] || zuipen, onmatig drinken [DC 38 (1964)] III-2-3
veel geld waard veel geld waard: vuël geld waerd (Tegelen) veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)] III-3-1
veel te grote schoen kistje: kisjes (Tegelen, ... ), slobberschoen: sjloebersjoon (Tegelen), šloebersjoon (Tegelen) schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
veel te wijde broek flodderboks: flodderbòks (Tegelen), flodderbóks (Tegelen), flôdder-bôks (Tegelen, ... ) broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)] III-1-3
veelvraat schrokker: sjròkkər (Tegelen) veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] III-2-3
veenachtig, moerassig, laaggelegen land zomp: zomp (Tegelen) Naast de enquêtevragen I, 4 ("Hoe noemt men een moerassige wildernis met struikgewas en bomen?") en II, 9 ("Hoe noemt men veenachtig, moerassig land?") zijn in dit lemma ook verwerkt de opgaven van N 27, 20 (Hoe noemt men een moeras, de natte, weke grond zonder behoorlijke afwatering?") en monografische gegevens. Uit dergelijk moerasachtig, laaggelegen land wordt de tussenturf gewonnen. De opgaven suggereren wellicht dat in al de genoemde plaatsen tussenturf werd gestoken. Dat is zeker niet het geval geweest. De mogelijkheid tot het steken van deze turf was daar wel aanwezig. Vergelijk dit lemma met het lemma ''veen, moergrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond''. De bronnenopgave is daar echter anders. [I, 4; II, 9; N 27, 20; monogr.] II-4
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond broekgrond: brōkgroŋk (Tegelen), hei: hei (Tegelen), zomp: zomp (Tegelen) Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39] II-4
veer strijkanker: štrīk˱aŋkǝr (Tegelen), veer: vaer (Tegelen) Staaf ijzer die de verbinding vorm tussen enerzijds de buitenmuur met daarop de schieter en anderzijds de binnenmuur, vloer, gording etc. De veer is aan een uiteinde van een oog voorzien en aan de andere zijde plat uitgesmeed. De schieter wordt door het oogvormige uiteinde van de veer gestoken dat buiten de buitenmuur uitsteekt. Het plat uitgesmede gedeelte van de veer wordt met behulp van spijkers op de bovenkant van de balk of op het zijvlak ervan vastgezet. Zie ook afb. 72. [N 31, 38b; N 54, 124c; monogr.] || veer, pen, pluim II-9, III-4-1
veerploeg ploegschaaf: plōxšāf (Tegelen) Verstelbare ploegschaaf, bestaande uit de schaaf zelf en een geleider waarmee de schaaf op de gewenste breedte en diepte kan worden ingesteld. Schaaf en geleider zijn met behulp van twee stelschroeven met elkaar verbonden. Zie ook afb. 44. [N 53, 69a; N 53, 70] II-12