e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vilten lap vilt: vilt (Tegelen) Vilten lap waarmee men tijdens het afdraaien het voorwerp glad maakt. [N 49, 36] II-8
vinger vinger: viŋər (Tegelen) vinger [RND] III-1-1
vingers (spotnamen) fikken: fikke (Tegelen, ... ), B.v. blief dao aaf net dien fikke.  fikke (Tegelen), blief mit dien fikke dao vanaaf  fikke (Tegelen), geboden: B.v. halt dien tien gebaoje thoes.  gebaoje (Tegelen), grijpstuivers: griepsjtuuvers (Tegelen), pinken: bijj de pinken zien (Tegelen), tien geboden: de 10 gebôje (Tegelen) vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1
vink boekvink: bookvink (Tegelen), bōkvink (Tegelen), boekvink  bookvink (Tegelen) Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink III-4-1
viool viool: fioël (Tegelen) Viool. III-3-2
viooltje violetje: viooltjes  fiuëlɛkes (Tegelen), viooltje: fiuëlke (Tegelen) I-7
visaas sprok: Tegelen Wb.  sjprok (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd) made van kokerjuffer  sprok (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd) made van libelle  sprok (Tegelen) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel gaard: gaerd (Tegelen), garde: Bij t kaartspel: Nôw bösse van de gaerd aaf van nu af speel je n verloren spel.  gaerd (Tegelen), hengel: hin’gel (Tegelen), Minder gebruikelijk dan viém, gaerd.  hingel (Tegelen), snik: sjnik (Tegelen), visgaard: vês’gaerd (Tegelen), visgarde: vêsgaerd (Tegelen) 2. Hengel. || hengel || Roede, vishengel. || vishengel || vishengel zonder dobber || Vishengel. III-3-2, III-4-2
vishengel add. snik: NB sjnikke: handige manoeuvre bij t visvangen: nl. met n korte vinnige ruk de hengel ophalen.  sjnik (Tegelen) Vishengel zonder dobber. III-3-2
vissnoer snoer: sjnaor (Tegelen), visviem: Ook wel: de complete vishengel.  vêsviem (Tegelen) 2. Vissnoer. || Hengelsnoer. III-3-2