| 18598 |
vrouwenonderhemd? |
dameshemd:
dameshemp (L270p Tegelen),
hemd:
hemp (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
lijfje:
Vero.
liefke (L270p Tegelen),
vrouwenhemd:
vrouwehemp (L270p Tegelen)
|
lijfje (vrouwen- of kinderondergoed) || onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] || Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 20467 |
vrouwziek |
hengstig:
Grof.
hingstig (L270p Tegelen),
loops:
Grof.
luips (L270p Tegelen)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
| 33681 |
vruchtbare grond |
goede grond:
goi̯ǝn groŋk (L270p Tegelen),
vette grond:
vɛtǝ groŋk (L270p Tegelen)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
| 24965 |
vuil in sloten |
drek:
drek (L270p Tegelen)
|
vuil, stro of zeewier in sloten of tegen dijken [geffeling, eek, vlot, lies, drift, geffel, gaf, bras, reek, deek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 24966 |
vuil waterx |
todder:
tootər (L270p Tegelen)
|
vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 17658 |
vuist |
vuist:
voe.st (L270p Tegelen),
voes (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 29764 |
vuurhaak |
vuurhaak:
vø̄̄rhōk (L270p Tegelen)
|
Lang ijzer met aan het uiteinde een dwars geplaatste plaat waarmee de sintels uit de oven werden getrokken. [N 98, 121; monogr.]
II-8
|
| 32283 |
vuurrooster |
korf:
kǫr(ǝ)f (L270p Tegelen),
stookkorf:
štǭkkǫr(ǝ)f (L270p Tegelen)
|
Een ijzeren rooster of vuurkorf waarin een vuur wordt gestookt dat dient om het vat te verwarmen. [N E, 30]
II-12
|
| 19543 |
vuurslag |
slagpinnetje:
sjlaag-pin-ke (L270p Tegelen)
|
slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19544 |
vuursteen |
ketssteen:
ketssjtein (L270p Tegelen),
ketssteentje:
kèts-sjtên-ke (L270p Tegelen)
|
vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|