| 25204 |
warm weerx |
heet (weer):
hēīt (L270p Tegelen),
warm (weer):
werm (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen)
|
warm [DC 44 (1969)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 28633 |
warmlopen |
heetlopen:
hęjtlǫwpǝ (L270p Tegelen)
|
Bijensterfte als gevolg van koolzuurvergiftiging. Tijdens het transport zitten de bijen opgesloten in korf of kast. Deze opsluiting en het schokken tijdens het rijden worden door de bijen als onaangenaam ervaren. Hun energie kunnen ze dan opkroppen en deze energie wordt omgezet in warmte. Kan deze niet weg, dan stijgt de temperatuur in de woning boven de normale. Men zegt dan: "de bijen lopen warm". Hierdoor kunnen de raten hun sterkte verliezen en kan het gebeuren dat men bij aankomst gesmolten was, dode bijen, dood broed en vervuilde honing op de bodemplank vindt. De imker moet ervoor zorgen dat er tijdens het reizen genoeg verse lucht in korf of kast kan komen. [N 63, 106]
II-6
|
| 19714 |
wasbord |
rijf:
rīf (L270p Tegelen),
schromp:
šromp (L270p Tegelen),
wasrijf:
wasrīf (L270p Tegelen)
|
wasbord
III-2-1
|
| 19658 |
wasgoed |
bont:
boŋk (L270p Tegelen),
stijfgoed:
štīf˃gōt (L270p Tegelen),
wasgoed:
wasgood (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen)
|
het bonte wasgoed || wasgoed [DC 35 (1963)] || wasgoed dat na de was gesteven moet worden en derhalve in de sjtief wordt gezet
III-2-1
|
| 19669 |
wasknijper |
waspinnetje:
waspenkə (L270p Tegelen)
|
wasknijper
III-2-1
|
| 32348 |
waskuip |
waskuip:
waskȳ.p (L270p Tegelen)
|
Houten kuip waarin men wasgoed wast. [N E, L; L 17, 18a; S 19; monogr.]
II-12
|
| 25487 |
waslokaal |
waslokaal:
waslokaal (L270p Tegelen)
|
[N 29, 105e]
II-1
|
| 23443 |
wastafeltje in de sacristie |
wastafel:
wastaofel (L270p Tegelen)
|
Het wastafeltje of fonteintje in de sacristie, lavabo. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 19520 |
wastobbe, wasteil |
teil:
teil (L270p Tegelen),
normale uitspraak.
teil (L270p Tegelen),
nu wel bekend
teil (L270p Tegelen),
zinken bak:
zinken bak (L270p Tegelen)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19645 |
wasvrouw |
wasvrouw:
wasvrouw (L270p Tegelen)
|
Hoe noemt u de wasvrouw? (wasvrouw, wasses) [N 104 (2000)]
III-2-1
|