| 23111 |
waterspuit |
waterflierts:
waterflierts (L270p Tegelen)
|
Speelgoed voor opgroeiende jongens: zelfgemaakte waterspuit van n vliertakje, dat uitgehold werd.
III-3-2
|
| 32704 |
watervoor |
watervoor:
wātǝr[voor] (L270p Tegelen)
|
Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.]
I-1
|
| 21675 |
wbd: afzeggen |
afbreken:
de koup aafbraeke (L270p Tegelen),
ongedaan maken:
ôngedaon maake (L270p Tegelen),
opzeggen:
de koup opzègke (L270p Tegelen),
tenietdoen:
te neet doon (L270p Tegelen)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21683 |
wbd: in trek |
de markt is hoog:
de mert is hoëg (L270p Tegelen),
duur zijn:
de bagge zien deur (L270p Tegelen),
de eier zien deur (L270p Tegelen),
geld kosten:
ze koste geld (L270p Tegelen),
goed gaan:
ze gaon good (L270p Tegelen)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21662 |
wbd: katten |
laten brommen:
laote(m) bròmme (L270p Tegelen),
laten zitten:
laote zitte (L270p Tegelen)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21680 |
wbd: kwaadgeld |
<wie meen je dat>:
wie mèns⁄se det? (L270p Tegelen),
<wieveel gaat daar van af>:
wievuel geit dao van? (L270p Tegelen)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21679 |
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld |
kwaad geld:
dao zal waal get kwaod geld beej zien (L270p Tegelen)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21677 |
wbd: staartgeld / verschil |
jammergeld:
jaomergeld (L270p Tegelen),
leigeld:
leigeld (L270p Tegelen)
|
verschil: Vraagt men aanvankelijk teveel geld voor wat men wil verkopen, dan moet men tenslotte vaak genoegen nemen met minder dan men eerst kon krijgen; hoe noemt men in zulk geval het verschil tussen wat men eerst kon krijgen en wat men tenslotte werkel [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21663 |
wbd: verkopen voor |
laten:
ich wil die geit vur zovuel geld waal laote gâôn (L270p Tegelen),
vur det geld wil ig ze ug laote (L270p Tegelen),
verkopen:
ich wil die geit vur zovuel geld waal verkoupe (L270p Tegelen)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 20542 |
wecken |
inmaken:
inmáákə (L270p Tegelen)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|