e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ziel ziel: zieel (Tegelen) De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)] III-3-3
zielboek zielenboek: zeelebook (Tegelen) Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zien, kijken zien: zēn (Tegelen) zien [RND] III-1-1
zijaltaar zijaltaar: ziealtaor (Tegelen, ... ) In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] || Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijbeuk links en rechts: links en rechts in de kerk (Tegelen), zijkant: ziekanken (Tegelen), zijpad: ziepaad (Tegelen) De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijde zij: pie:n in de ziej (Tegelen), pien in de zie (Tegelen), pien in de ziej (Tegelen, ... ), pīēn in de zie (Tegelen), ziej (Tegelen), ziej pie‧n (Tegelen) zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] III-1-1
zijden omslagdoek sjaal: sjaal (Tegelen, ... ), zijden sjaal: zieje sjaal (Tegelen) omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)] III-1-3
zijkanten van een peperkoek snijkant: šnikaŋk (Tegelen) Het woordtype "kantkoek" duidt waarschijnlijk op "repen koek" die men van de zijden van gebakken koekdeeg afsnijdt om dit rechthoekig te maken. [N 29, 94c] II-1
zijkapel zijkapel: ziekapellen (Tegelen), ziekepel (Tegelen) Elk van beide zijkapellen van een kruiskerk. [N 96A (1989)] III-3-3
zijladder leiers: lęi̯ǝrs (Tegelen) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13