e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de was bleken bleken: blēīəke (Tegelen), de was bleken: də was blei̯kə (Tegelen) het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)] III-2-1
de was doen schrompen: šrompə (Tegelen) wasgoed op het wasbord behandelen III-2-1
de was stijfselen stijven: stieven (Tegelen), štīvə (Tegelen) stijven || Wat is bij u de uitdrukking voor \'het linnen stijven\'? (stijven, stijselen) [N 104 (2000)] III-2-1
de zaag ontspannen ontlaten: ontlǭtǝ (Tegelen) Het zaagblad van de spanzaag op lagere spanning brengen door het spantouw met behulp van het spanlatje losser te draaien. [N 53, 32b] II-12
de zaag spannen spannen: španǝ (Tegelen) Het zaagblad van de spanzaag op grotere spanning brengen door het spantouw met behulp van het spanlatje aan te draaien. [N 53, 32a; N I, 1b add.; monogr.] II-12
de zaagtanden strijken afstrijken: āfštrī.kǝ (Tegelen) De door het gebruik ongelijk afgesleten zaagtanden aan de punten plat afvijlen om ze weer even lang te maken. Zie ook het lemma ɛstrijkvijlɛ.' [N 50, 37c; N 53, 24d; monogr.] II-12
de zaagtanden vijlen vijlen: vīlǝ (Tegelen) De zaagtanden na het zetten met behulp van een, meestal driekantige, vijl scherp maken. [N 50, 37c; N 53, 24b-c; monogr.] II-12
de zaagtanden zetten zetten: zętǝ (Tegelen) De zaagtanden afwisselend naar links en naar rechts buigen om de snede van de zaag breder te maken dan het zaagblad. Op deze wijze gaat de zaag beter door het hout. Het zetten van de zaagtanden wordt gedaan met behulp van de zaagzetter of de zaagzettang. Zie ook deze lemmata. [N 50, 37a; N 53, 24a; N 53, 24c; monogr.] II-12
de zeug naar de beer brengen na(ar) de beer gaan: nǭ dǝn bē̜r gǭn (Tegelen) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
de zondag inluiden voor de zondag luiden: luuje vur de zondaag (Tegelen) Het luiden van de klokken op zaterdagavond na het angelus [zondag luiden, de zondag inluiden?]. [N 96A (1989)] III-3-3