20361 |
neef |
neef:
nééf (K358b Tervant)
|
neef [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
24215 |
nest |
nest:
neͅst (K358b Tervant)
|
nest [ZND m]
III-4-1
|
17608 |
neus |
neus:
n"s (K358b Tervant)
|
neus [ZND m]
III-1-1
|
20482 |
nicht |
nicht:
nicht (K358b Tervant),
nĭĕcht (K358b Tervant)
|
nicht [ZND 11 (1925)] || nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
beetje:
bitəkə (K358b Tervant),
eventjes:
eͅffəkəs (K358b Tervant)
|
even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hym (K358b Tervant)
|
hemd (enkelvoud - meervoud) [ZND m]
III-1-3
|
33023 |
oogst -opbrengst |
oogst:
ūst (K358b Tervant)
|
Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12]
I-4
|
17900 |
optillen |
heffen:
høfə (K358b Tervant)
|
heffen [ZND m]
III-1-2
|
21126 |
papier |
papier:
papīr (K358b Tervant)
|
papier [ZND m]
III-3-1
|
33707 |
poel |
poel:
pūl (K358b Tervant)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|