| 33268 |
voederwikke |
wikke(n):
wekǝ (Q118a Terwinselen)
|
Vicia sativa L. subsp. sativa. Een tot 1 meter hoge klimmende plant met en vrij stevige stengel, veervormige blaadjes, rood- blauwpaarse lipvormige bloemen en boonachtige vruchtjes. De plant bloeit van mei tot juli en wordt vooral op zandgronden als voedergewas geteeld. Vergelijk ook het lemma Vogelwikke [N Q, 1a; N 11A, 29d; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 23 en 24]
I-5
|
| 28819 |
voering, voeringstof |
voerdoek:
vōrdox (Q118a Terwinselen)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
| 17777 |
voet |
voet:
vós (Q118a Terwinselen)
|
Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 17799 |
voet (alternatieve benamingen) |
poot:
Van dieren; soms ook m.b.t. mensen.
poeë:t (Q118a Terwinselen)
|
Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 17778 |
voetzool |
zool:
zooë:l (Q118a Terwinselen)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bīǝr (Q118a Terwinselen)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
| 17747 |
voorhoofd |
kop:
kop (Q118a Terwinselen),
ster:
štee:r (Q118a Terwinselen)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 25406 |
voorwerp waarmee men de laatste haren van het varkenslijf brandt |
papieren fakkel:
papīrǝ fakǝl (Q118a Terwinselen),
wis stro:
wøš stryǝ (Q118a Terwinselen)
|
Met dit voorwerp brandt men de na het krabben achtergebleven haren af. Het lemma valt uiteen in twee delen: één deel waarin de ouderwetse methoden worden genoemd b.v. stro e.d. en een deel waarin moderner gereedschap is opgenomen b.v. gasbrander. Het branden met stro e.d. kan gebeuren door met een bosje brandend stro over het varkenslijf te strijken, of door een strovuurtje onder het varken te stoken, terwijl het dier is opgehangen. Voor het mes waarmee men de laatste haren van het varkenslijf verwijdert, zie men het lemma ''mes''.' [N 28, 33c; monogr.]
II-1
|
| 19712 |
vork |
fourchette:
fersjet (Q118a Terwinselen),
verchet (Q118a Terwinselen),
gabel:
gabel (Q118a Terwinselen)
|
vork [Weijnen BN 06 (1939)]
III-2-1
|
| 33693 |
vredewis |
rijs:
rīs (Q118a Terwinselen)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|