e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootmoeder grootmoeder: grôetmŏĕddər (Tessenderlo), grôêtmōēdər (Tessenderlo), grote moe: groeëtemoe (Tessenderlo), kindertaal  groeëte moe (Tessenderlo), meetje: cf. WNT s.v. "meken"= dim. van "mee"als een term voor grootmoeder, oude vrouw; cf. WNT s.v. "meter (II)"....."zoo is de populaire vorm van meter in Z.-N. ook meetje, meke, niet alleen in de zin van meter, maar ook wel dien van oud vrouwtje.................een andere vorm thans nog W. Vl. in gebruik is mette (verkl. metje)........"; cf. VD s.v. "IV. mee"(gew. min.) oude vrouw  meeke (Tessenderlo), moeder: mar.: + eigennm.  moeder (Tessenderlo) grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootouders grootouders: grôêtevers (Tessenderlo) grootouders [ZND 11 (1925)] III-2-2
grootte grootte: grətə (Tessenderlo) grootte [ZND 01 (1922)] III-4-4
grootvader bon-papa: gebruiken alleen enkele hoogmoedige ezels  bompapa (Tessenderlo), grootvader: grōētvaddər (Tessenderlo), grote va: grote va (Tessenderlo), kindertaal  groote va (Tessenderlo), peetje: cf. VD s.v. "peetje"1. grootvader  peekə (Tessenderlo) grootvader [ZND 11 (1925)], [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grote hoeveelheid, hoop hoop: hūp (Tessenderlo), hu‧əp (Tessenderlo) hoop [ZND 01 (1922)] III-4-4
grote hostie grote hostie (<lat.): groewete hostie (Tessenderlo) De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)] III-3-3
grote weegbree wegebladeren: wegebladeren (Tessenderlo) Plantago major L. Zeer algemeen voorkomend onkruid in akkers, tuinen en wegbermen, met breed-eironde, duidelijk generfde bladeren, die in een rozet vanuit de wortel groeien. Bovenaan de rechtopgaande stengel zit een langwerpige groene aar met bruine pluisjes. De plant wordt tot 50 cm hoog en bloeit van mei tot november. Bij de naamgeving worden de grote (of brede) en smalle weegbree (zie het lemma Smalle Weegbree) vaak niet van elkaar onderscheiden. Bij de volgende opgaven werd specifiek verneld dat ze op de grote betrekking hebben. I-5
grove vijl grove vijl: grōvǝ vē̜l (Tessenderlo) Vijl met een grof bekapt blad. Doorgaans heeft het blad van een deze vijl minder dan 26 tanden per inch (vgl. Handboek Gereedschap, pag. 238). De grove vijl wordt gebruikt bij het bewerken van zachte metalen waarvan men in korte tijd een grote hoeveelheid materiaal wil verwijderen (V.d. Kloes en Risch, pag. 251). Verschillende informanten gaven als antwoord op de vraag naar de ...grove vijl" een variant van het woordtype bastaardvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "bastaardvijl". Volgens de invuller uit K 353 werd de grove vijl voor bruut werk (brøt wɛrǝk) gebruikt.' [N 33, 86; N 64, 53d] II-11
guit, schalk guit: ook materiaal znd 24, 35  gōət (Tessenderlo) guit (grappenmaker) [ZND 24 (1937)] III-1-4
gulden gulden: gulden (Tessenderlo), gyl⁄n (Tessenderlo) gulden [ZND 35 (1941)], [ZND m] III-3-1