| 18012 |
hijgen |
hijgen:
hɛ.gən (K353p Tessenderlo),
jagen:
jāgǝ (K353p Tessenderlo),
steunen:
stø̄nǝ (K353p Tessenderlo)
|
[JG 1a, 1b]hijgen (naar adem) [ZND m]
I-11, III-1-2
|
| 20481 |
hijgen naar adem, reutelen |
naar zijn asem pakken:
hy(3) pakt noo zənən ajssəm (K353p Tessenderlo),
reutelen:
hij reuelt (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
hij reutelt al (K353p Tessenderlo),
snakken naar asem:
snakt nao assəm (K353p Tessenderlo),
snakt nao ziennen asem (K353p Tessenderlo)
|
Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)]
III-2-2
|
| 18029 |
hik |
hik:
dən hek (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 21462 |
hinderen |
hinderen:
hindrən (K353p Tessenderlo)
|
Hinderen. [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
| 22777 |
hinkelblokje |
rol:
[sic]
rol (K353p Tessenderlo)
|
Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
| 22774 |
hinkelen |
hinkelen:
hinkelen (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
/
hinkelen (K353p Tessenderlo),
perkhinkelen:
perk hinkelen (K353p Tessenderlo)
|
/ [SND (2006)] || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
| 22778 |
hinkelperk: vorm |
kruis:
vorm van een kruis (K353p Tessenderlo)
|
Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
| 17955 |
hinken |
hinkelen:
hinkelen (K353p Tessenderlo),
hinken:
hinken (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
hiŋən (K353p Tessenderlo),
pinkelen:
pinkelen (K353p Tessenderlo)
|
hinken [ZND m] || Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
| 33839 |
hinniken |
hinniken:
henǝkǝ (K353p Tessenderlo),
ruchelen:
røxǝlǝ (K353p Tessenderlo),
rø̜xǝlǝ (K353p Tessenderlo)
|
Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57]
I-9
|
| 22838 |
hobbelpaard |
schommelpaard:
/
schommelpeird (K353p Tessenderlo)
|
schommelpaard [SND (2006)]
III-3-2
|