e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
werkdag, weekdag werkendag: wärəəndax (Tessenderlo) werkdag [ZND 08 (1925)] III-3-1
werken werken: er waren drie mannen die in het bos moesten werken (Tessenderlo), hebt gij tot nu moeten werken (Tessenderlo) Er waren drie mannen die in het bos moesten werken [ZND 46 (1946)] || Hebt gij tot nu moeten werken ? [ZND 46 (1946)] III-3-1
werken met de hamer slagen: slǭgǝ (Tessenderlo) In het algemeen werken met een hamer, bijvoorbeeld om een spie aan te drijven of om een spijker in te slaan. [N 53, 152b; N 53, 152e; monogr.] II-12
werken op de boerderij schommelen: sxomǝlǝ (Tessenderlo), wroeten: vrȳtǝ (Tessenderlo) Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c] I-6
werkjasje kamizool: kamǝzōl (Tessenderlo), kieltje: kęlʔǝ (Tessenderlo) De kiel die men in L 321 kende, reikte tot even over de heupen, was hoog gesloten en had een klein, staand boordje en twee opgestikte zakken. Het jasje was vervaardigd van lichtbruine 'pilo' ('pi`lo'), een stof die volgens de zegsman gauw vaal werd. [N 30, 5b; monogr.] II-9
werkkleren werkkleren: werkkleren (Tessenderlo) Werkkleren. De kleren die men draagt als men klusjes doet. [N 114 (2002)] III-1-3
werkplaats atelier: atǝljē (Tessenderlo), schrijnwerkerij: sxrē̜wɛrǝʔǝrē̜ (Tessenderlo) De werkruimte van een timmerman, en bij een groter timmerbedrijf waar meer afdelingen zijn, ook dat deel van het bedrijf waar de belangrijkste timmerwerkzaamheden worden verricht. Meer specialistische handelingen worden dan in andere ruimtes gedaan, zoals de zagerij, de freesafdeling, etc. [N 55, 176; N 55, 178d; monogr.] II-12
werkschoen werkschoen: werkschoen (Tessenderlo), weͅrksXun (Tessenderlo) ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)] III-1-3
werktekening uitslag: øtslax (Tessenderlo) Tekening van een werkstuk of de onderdelen daarvan op schaal of op ware grootte. In het laatste geval spreekt men meestal van een uitslag. Zie ook het lemma ɛuitslagɛ in de paragraaf over de vaktaal van de wagenmaker.' [N 53, 205b] II-12
wervels wervels: wɛrǝvǝls (Tessenderlo) De wervels waarmee de windborden op de roeden worden vastgezet. [N O, 4d; N O, 4c] II-3