17722 |
afloeren, bespieden |
afloeren:
afloeren (K353p Tessenderlo),
aflūrə (K353p Tessenderlo),
afluisteren:
afluisteren (K353p Tessenderlo),
afzien:
afzin (K353p Tessenderlo),
bespieden:
bespieden (K353p Tessenderlo)
|
iets bespieden [ZND 32 (1939)] || kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32374 |
afpalen |
aftekenen:
aftijǝkǝnǝ (K353p Tessenderlo)
|
Met behulp van een paalmes de grove, holle en bolle vormen aan de buitenkant van de verbijlde klomp aanbrengen. Zie ook het volgende lemma. [N 97, 60]
II-12
|
25337 |
afpassen met de voet, aftreden |
aftreden:
aftrē̝ͅə (K353p Tessenderlo)
|
aftreden [Goossens 1b (1960)]
III-4-4
|
30720 |
afpuimen |
puimen:
pǫwǝmǝ (K353p Tessenderlo)
|
Een verflaag afschuren met behulp van een stuk puimsteen. Afpuimen vindt bijna uitsluitend toepassing bij een verflaag op nieuw hout en op een eerste menie-verflaag. Het dient om onzuiverheden in de verflaag, houtvezels etc. te verwijderen. Zie ook het lemma 'Puimsteen'. [N 67, 70c]
II-9
|
23734 |
afraffelen |
aframmelen:
gebèt aframmele (K353p Tessenderlo)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32517 |
afranden |
neerleggen:
nęjǝrlęgǝn (K353p Tessenderlo)
|
Het vlechten van de bovenste rand van de mand. [N 40, 67]
II-12
|
26267 |
afremmen |
vangen:
vaŋǝ (K353p Tessenderlo)
|
De molen afremmen door middel van de vang. [N O, 13a]
II-3
|
34245 |
afromen |
afdraaien:
avdrǭi̯ǝ (K353p Tessenderlo)
|
De room van de melk scheppen. Men kon de room van de melk scheiden door met een houten latje de room tegen te houden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden roomschotel wegvloeide. Een andere methode was de melk overgieten of aflaten in een andere kruik of emmer, terwijl men de aan de oppervlakte gevormde room tegenhield door blazen. Een modernere manier van scheiden van room en melk gebeurde met de melkmachine of centrifuge. [A 23, 3; Lu 1, 3; JG 1a, 1b, 1d; Vld.; monogr.]
I-11
|
33866 |
afscheiding als teken van hengstigheid |
er hangt sturigheid aan:
dǭ haŋt størexhɛt ǭn (K353p Tessenderlo),
stuur:
stør (K353p Tessenderlo)
|
[N 8, 45, 46 en 48]
I-9
|
30599 |
afschilderverf |
lakverf:
lak˲[verf] (K353p Tessenderlo)
|
Algemene benaming voor verf waarmee wordt afgeschilderd. De verflaag die op deze wijze wordt verkregen, wordt in Q 71 'eindlaag' ('ęjntlǭx') genoemd. Bij buitenschilderwerk wordt als afschilderverf meestal glanzende loodwitverf maar ook wel Japanlak gebruikt, bij binnenschilderwerk daarentegen glanzende of matte zinkwitverf of Japanlak (Zwiers I, pag. 23). [N 67, 19a]
II-9
|