id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30641 | getande spalter | spalter mee tanden: spaltǝr mē tan (Tessenderlo) | Spalter waarvan het haar in afzonderlijke bundeltjes is verdeeld. De getande spalter wordt gebruikt bij het schilderen van de vezels van hout. Zie ook afb. 93b en de lemmata 'Spalter' en 'Draadtrekker'. [N 67, 36b] II-9 |
18828 | getob; tobben | gemartel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel gema’el (Tessenderlo), gemettel (Tessenderlo) | gemartel [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
20315 | getrouwde vrouw | getrouwde vrouw: gətrééəfdə vrééəf (Tessenderlo) | getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2 |
20388 | getuige zijn | getuigen: getoagen (Tessenderlo) | getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)] III-2-2 |
21321 | getuigen | getuigen: gətōͅjən (Tessenderlo) | getuigen [ZND 01 (1922)] III-3-1 |
19092 | gevaarlijk | dangereux (fr.): meer gebruikt bij de jeugd da’s dangereuse (Tessenderlo), gevaarlijk: mee vuur spele is gevaoërlijk (Tessenderlo), met vuur spelen is gevaarlijk (Tessenderlo) | Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)] III-1-4 |
19093 | gevaarlijke kerel | gevaarlijk: d’Òas ne gevaoërlijke kerel (Tessenderlo), periculeus: ’t es prekeleus nu buiten te gaan op den ijsweg (Tessenderlo) | Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)] III-1-4 |
30181 | gevak | gewit: gǝwet (Tessenderlo) | Het open vak dat ontstaat wanneer de horizontale en verticale balken aan elkaar bevestigd worden. In het gevak wordt het vlechtwerk of het metselwerk aangebracht. [N 4A, 52e; monogr.] II-9 |
21322 | gevangenis | gevangenis: gəvaŋənis (Tessenderlo) | gevangenis [ZND 01 (1922)] III-3-1 |
19743 | gevel | gevel: gēvəl (Tessenderlo), gēͅvəl (Tessenderlo), geͅi̯vəl (Tessenderlo) | een schoone gevel [ZND 35 (1941)] III-2-1 |