34073 |
hoorn van de koe |
hoorn:
huǝrǝn (K353p Tessenderlo),
hōrǝn (K353p Tessenderlo),
hōrǝs (K353p Tessenderlo),
hōǝrǝn (K353p Tessenderlo),
hǭrǝn (K353p Tessenderlo)
|
[N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.]
I-11
|
24169 |
hop |
hop:
hǫp (K353p Tessenderlo)
|
Humulus lupulus L. Een tot 4,50 meter hoge slingerplant met een ruw-knobbelige stevige stengel, die bloeit van juli tot september: de mannelijke bloemen in vaalgele pluimen, de vrouwelijke in hangende trossen van bolvormige vruchtkegels, de zogenamde hopbellen. De olieachtige stof in deze hopbellen wordt gebruikt bij de bereiding van bier. [Wi 52; monogr.]
I-5
|
19675 |
hor |
muggenzift:
møgəzift (K353p Tessenderlo)
|
een scherm van groenen metaaldraad, dat voor de open ramen wordt geplaatst om vliegen, enz. buiten te houden [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17733 |
horen |
horen:
hyjərə (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
horen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
33456 |
horizontale sluitbalk van een poort |
slaghout:
slaxhø̜̄t (K353p Tessenderlo)
|
Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.]
I-6
|
18233 |
horloge |
horloge:
een gèjəve horləge (K353p Tessenderlo),
hərləzi (K353p Tessenderlo),
’n gijwe herləge (K353p Tessenderlo),
loge:
gave logie (K353p Tessenderlo)
|
een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
18149 |
horrelvoet |
paardenvoet:
paardevoet (K353p Tessenderlo)
|
Misvormde voet (hompelvoet, horrelvoet, paardevoet, klompvoet). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17847 |
hotsen |
hobbelen:
hobbelen (K353p Tessenderlo),
hotsen:
hoͅtsən (K353p Tessenderlo)
|
hotsen [ZND m] || Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, hobbelen, stokken) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17812 |
houden |
houden:
hēəvən (K353p Tessenderlo),
hêëve (K353p Tessenderlo),
hɛ:əvən (K353p Tessenderlo)
|
houden [ZND m] || houden (houwen) [ZND m] || houden, houwen [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
gaarne zien:
iemand gère zien (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
ie lang
iemand gijën zien (K353p Tessenderlo),
houden van:
van iemand hyiəvən (K353p Tessenderlo),
liefhebben:
iemand liefhemmen (K353p Tessenderlo),
li.fhømən (K353p Tessenderlo)
|
Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] || Liefhebben. [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|