33812 |
koffievos, brandvos |
donkere vos:
duŋkǝrǝ vǫs (K353p Tessenderlo)
|
Vospaard met donkerbruine of koffiekleurige vacht. [N 8, 63i en 63j]
I-9
|
20787 |
koken (intr.) |
koken:
kōͅʔən (K353p Tessenderlo),
kóóʔn (K353p Tessenderlo),
zooien:
cf. WNT s.v. "zooien (I) - zoeien, zoden
zôên (K353p Tessenderlo)
|
koken [RND], [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|
28682 |
kolbtoestel |
kolbtoestel:
kolbtoestel (K353p Tessenderlo)
|
Apparaat om de honing in de raat los te maken, voordat men gaat slingeren. Het is zwaarder dan de ericaborstel, de pennen ervan zijn steviger en er wordt vlugger mee gewerkt. Ook dit toestel wordt voor gebruik verhit in warm water. [N 63, 125b; N 63, 125a; monogr.]
II-6
|
31244 |
kolengat |
houillekot:
hulikot (K353p Tessenderlo)
|
De plaats onder het smidsvuur waar de smeedkolen opgeslagen werden. Zie ook afb. 6. [N 33, 27]
II-11
|
32567 |
kolenmand |
kolenmand:
kōlman (K353p Tessenderlo)
|
Mand waarin steenkool wordt geladen. Kolenmanden werden in Stokkem (L 423) vervaardigd van ruw vlechtwerk. Ze werden gebruikt in de Luikse staalfabrieken bij het stoken van de staalovens. [N 40, 95; N 40, 110]
II-12
|
21567 |
kolonel |
kolonel:
kol⁄nel (K353p Tessenderlo),
ne koelenel (K353p Tessenderlo),
ne kollenel (K353p Tessenderlo),
nə kòlo.nɛl (K353p Tessenderlo),
⁄n kolonel (K353p Tessenderlo),
doffe korte o
ne kolenel (K353p Tessenderlo)
|
Kolonel. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19615 |
kom |
kom:
kum (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
komen (K353p Tessenderlo),
kōmə (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
komen [RND], [ZND 46 (1946)], [ZND m]
III-1-2
|
30310 |
komgrepen |
inkapmenotten:
eŋkapmǝnǫtǝ (K353p Tessenderlo)
|
De handgrepen die verzonken in het hout van de onderdorpel van het onderraam bevestigd zijn. [N 55, 52b]
II-9
|
33606 |
komkommer |
komkommer:
koemkoemmer (K353p Tessenderlo)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|