33622 |
mestvaalt |
mesthoop:
meͅsthuəp (K353p Tessenderlo),
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
mesthoeəp (K353p Tessenderlo),
mesthoop (K353p Tessenderlo)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)]
I-7
|
34364 |
mestvarken |
vetvarken:
vętvɛrǝʔǝ (K353p Tessenderlo)
|
Een varken dat gehouden worden om vet te mesten. [JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49e; N C, add.; N 19, Q 111 add.; N 19, Q 204a add.; monogr.]
I-12
|
31862 |
met de draad mee schaven |
mee de draad mee schaven:
mē dǝn drǭt mē sxǭvǝ (K353p Tessenderlo)
|
In de richting van de houtvezels schaven. [N 53, 114]
II-12
|
17868 |
met de linkerhand |
met de linkse hand:
mee de lingse haand (K353p Tessenderlo),
met de linkse poot:
mee den linksche poeit (K353p Tessenderlo)
|
met de linkerhand [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
33863 |
met de poten dicht bijeen staan |
(te) eng staan:
ęŋ stǭn (K353p Tessenderlo),
op een lijn staan:
up ǝn lɛ̄n stǭn (K353p Tessenderlo)
|
[N 8, 78a en 78b]
I-9
|
33862 |
met de poten te ver uit elkaar staan |
(te) breed staan:
brii̯ǝt stǭn (K353p Tessenderlo),
een vervleugelde:
nǝ vǝrvlø̄gǝldǝ (K353p Tessenderlo)
|
[N 8, 78b]
I-9
|
33855 |
met de voorpoten harkend over de grond krabben |
dabben:
dabǝ (K353p Tessenderlo),
klauwen:
klāvǝ (K353p Tessenderlo)
|
Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74]
I-9
|
33999 |
met de zweep slaan of geluid geven |
klitsen:
kletsǝ (K353p Tessenderlo),
zwepen:
zwiǝpǝ (K353p Tessenderlo)
|
Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.]
I-10
|
22641 |
met een drijftol spelen |
doppen:
doͅpə (K353p Tessenderlo)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
22760 |
met een priktol spelen |
doppen:
doͅpə (K353p Tessenderlo)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|