17759 |
mond (spotnamen) |
bakkes:
groet bakkes (K353p Tessenderlo),
groeət bakkəs (K353p Tessenderlo),
muil:
mo.əl (K353p Tessenderlo),
mōəl (K353p Tessenderlo)
|
een grote mond [ZND 31 (1939)] || muil [ZND m] || muil (M.) [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
34207 |
mond- en klauwzeer |
pootziekte:
puwǝtzektǝ (K353p Tessenderlo)
|
Een zeer besmettelijke ziekte, veroorzaakt dor een virus. De eerste verschijnselen zijn stijfheid, vermindering in de melk, hoge koorts, sterke speekselafscheiding. Daarna ontstaan er blaren op het slijmvlies van de mond en de tong, aan de spenen en tussen de klauwen. Ook inwendig kunnen blaren voorkomen. De grootste schade wordt veroorzaakt door allerlei bij- en naziekten zoals verwerpen bij drachtige dieren, zeer ernstige uierontstekingen, langdurige kreupelheden, klauwontstekingen en misvormingen van de klauwen, uitgebreide etteringen en longaandoeningen (Berns 1983, blz. 181). Zie ook het lemma ''mond- en klauwzeer'' in wbd I.3, blz. 484-486. De gegevens van A 48A, 21 zijn verwerkt in de aflevering over het kleinvee (wld I.12) in het lemma ''mond- en klauwzeer'' (1.1.7). [N 3A, 80a; monogr.]
I-11
|
22681 |
mondstuk |
embouchure (fr.):
ambezuur (K353p Tessenderlo),
amesuur (K353p Tessenderlo),
mezuur:
mezuur (K353p Tessenderlo),
mondstuk:
moondstuk (K353p Tessenderlo),
mòntstük (K353p Tessenderlo)
|
Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|
25063 |
mondvol |
hele mond:
nən helle mond afbijten (K353p Tessenderlo),
mondvol:
mondvol afbijten (K353p Tessenderlo)
|
hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
23222 |
monnik |
monnik:
ne moͅnnək (K353p Tessenderlo),
ən monnik (K353p Tessenderlo),
pater (lat.):
pauter (K353p Tessenderlo),
po:ər (K353p Tessenderlo)
|
Een monnik. [ZND 31 (1939)] || Monnik. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
23440 |
monstrans |
monstrans (lat.):
moonstraans (K353p Tessenderlo)
|
Een monstrans, een gouden of zilveren, meestal zonvormig vaatwerk waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33922 |
mooi pratend het paard op de nek kloppen |
fletsen:
flɛtsǝ (K353p Tessenderlo)
|
[N 8, 103e]
I-9
|
23499 |
moordkruis |
kruis:
kroͅuəs (K353p Tessenderlo)
|
Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33809 |
moorkop |
moorkop:
muu̯ǝrkǫp (K353p Tessenderlo)
|
Paard met zwarte kop, manen en staart, terwijl de romp vele witte haren tussen de bruine onderkleur heeft. Het wordt muisvaal of vaalblauw geboren, maar wordt in het eerste levensjaar al zwart. [N 8, 63f]
I-9
|
19356 |
mopperen |
brommen:
brumən (K353p Tessenderlo)
|
brommen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|