e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
betalen betalen: ge met geld hemme oem te kunne betāole (Tessenderlo), ge mut geld hemme oem te kunne betoale (Tessenderlo), gə mət gɛlt hɛmən um tə kùnən bətōlən (Tessenderlo) Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] III-3-1
beteuterd beteuterd: hij was beteuterd (Tessenderlo), ook materiaal znd 32, 67  beteuterd (Tessenderlo), in het gat gestaan: ook materiaal znd 32, 67  in ’t gat gəstēən (Tessenderlo) beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] III-1-4
beteuterd kijken op zijn neus zien: hij zag op zən neus (Tessenderlo), ook materiaal znd 32, 67  hij zag op zən neus (Tessenderlo), staan alsof hij geen drie kon tellen: hij stond du of eigen drijken tellen (Tessenderlo), ook materiaal znd 32, 67  hij stond der of em gen drij kon tellen (Tessenderlo) beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] III-1-4
beton beton: bǝton (Tessenderlo), bǝtōn (Tessenderlo), bǝtǫn (Tessenderlo) Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.] II-9
beton storten betonneren: bǝtǫnē̜jǝrǝ (Tessenderlo), storten: stortǝ (Tessenderlo) De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c] II-9
betonfundament betonfondatie: bǝtonfondǭsi (Tessenderlo) Taps toelopend fundament, vervaardigd van stampbeton. Deze betonsoort wordt laagsgewijs in een bekisting aangebracht en met een stamper verdicht. Zie ook afb. 25b. [N 31, 2b] II-9
betonhouw haak: hǭk (Tessenderlo) Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.] II-9
betonijzer betonbaren: bǝtǫn˱bārǝ (Tessenderlo), bewapening: bǝwǭpǝneŋ (Tessenderlo) Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b] II-9
betonmolen betonmolen: [beton]mø̄lǝ (Tessenderlo) Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.] II-9
betonzand fijne kiezel: fē̜nǝ kizǝl (Tessenderlo), rijnzand: ręjnzānt (Tessenderlo) Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48] II-9