32450 |
onbeschilderde klomp |
werkhool:
wɛrkhōl (K353p Tessenderlo)
|
Klomp zonder verflaag. Onbeschilderde klompen werden doorgaans op werkdagen gedragen. Zie ook het lemma ɛwerkklompɛ.' [N 97, 147]
II-12
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
clair (K353p Tessenderlo),
klēͅər (K353p Tessenderlo)
|
klaar, helder [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
31990 |
onderdelen nummeren |
nummeren:
nømǝrǝ (K353p Tessenderlo),
paren:
pǫwǝrǝ (K353p Tessenderlo)
|
De onderdelen van een nummer voorzien, opdat de constructie later gemakkelijker in elkaar gezet kan worden. Zie voor het woordtype paren ook het lemma ɛparenɛ in Wld II.9, pag. 111.' [N 53, 207]
II-12
|
30245 |
onderdorpel |
steenlijst:
stijǝnlɛst (K353p Tessenderlo)
|
De onderste horizontale regel van een raam- of deurkozijn. Voor buitendeur- of buitenraamkozijnen werd de onderdorpel vroeger meestal uit eikehout of natuursteen vervaardigd, bij binnendeurkozijnen uit vure- of dennehout, soms uit eikehout. Tegenwoordig wordt ook hardhout, kunststof en metaal gebruikt. [N 55, 7c; monogr.]
II-9
|
18401 |
ondergoed |
onderdingen:
oͅndərdiŋə (K353p Tessenderlo)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32731 |
ondergronden, woelen |
wroeten:
vrȳʔǝ (K353p Tessenderlo)
|
Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b]
I-1
|
32640 |
ondergronder, woeler |
wroeter:
vrȳtǝr (K353p Tessenderlo),
vrȳʔǝr (K353p Tessenderlo)
|
De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14]
I-1
|
21579 |
onderhandelen |
marchanderen (<fr.):
Van Dale: marchanderen (<Fr.), dingen; loven en bieden, pingelen.
marsjande.rən (K353p Tessenderlo)
|
marchanderen [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hym (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
hym - hymən (K353p Tessenderlo),
lijfje:
lefke (K353p Tessenderlo),
slip:
sløp (K353p Tessenderlo)
|
hemd (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Ondergoed, het algemene, gewone woord voor de onderkleding. [N 114 (2002)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
ziepel:
[Vgl. WNT ziep, zip, zipe, zjip, zjup: 1. vest, kort wambuis; 2. Door boeren gedragen borstrok (onder het bovenkleed gedragen)...]
sipəl (K353p Tessenderlo)
|
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|