19839 |
raspen |
raspen:
raspǝ (K353p Tessenderlo)
|
Met de rasp werken. [N 33, 85 add.; monogr.]
II-11
|
31882 |
raspen, grof vijlen |
raspen:
raspǝ (K353p Tessenderlo)
|
Een stuk hout met een houtrasp of een grove houtvijl een eerste, ruwe bewerking geven. [N 53, 158a; monogr.]
II-12
|
31393 |
raspvijl |
smidsvijl:
smes˲vē̜l (K353p Tessenderlo)
|
Gereedschap waarvan de ene helft als vijl en de andere helft als rasp dient. Sommige raspvijlen hebben een blad dat aan één zijde als vijl en aan de andere zijde als rasp is uitgevoerd. Er bestaan ook uitvoeringen waarbij één helft van het blad als vijl is bekapt en het andere deel als rasp. [N 33, 100]
II-11
|
24367 |
rat |
rat:
rat (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
rat [Willems (1885)], [ZND m]
III-4-2
|
22831 |
ratel |
ratel:
raatel (K353p Tessenderlo)
|
Ratel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
31426 |
ratelboor, krekelboor |
racagnac:
rakǝnjak (K353p Tessenderlo)
|
Boorapparaat, bestaande uit een rechte spil en een dwars daarop staande hefboom. De spil is voorzien van een soort palrad. Aan de onderzijde ervan bevindt zich een boorhouder waarin een boorijzer kan worden geplaatst. Door de hefboom met de hand heen en weer te bewegen kan het boorijzer in een bepaalde richting worden gedraaid. De meeste ratelboren kunnen zowel links als rechts draaien. Het hele apparaat kan eventueel in een boorstelling worden geplaatst. Zie ook afb. 129. [N 33, 140; N 33, 142-143; N 33, 159; monogr.]
II-11
|
31424 |
ratelbooromslag |
racagnacboor:
rakǝnjak˱bǫwǝr (K353p Tessenderlo)
|
Booromslag die na een halve draai teruggedraaid kan worden zonder dat het boorijzer meedraait. In de boorhouder is daartoe een tandwieltje aangebracht, dat tijdens het boren een ratelend geluid maakt. De ratelbooromslag wordt gebruikt op plaatsen, waar het niet mogelijk is de zwengel volledig rond te draaien, bijvoorbeeld in hoeken. Zie ook afb. 82. [N 53, 161c; N 53, 173a]
II-12
|
28600 |
raten inkorten |
korten:
kø̜tǝn (K353p Tessenderlo)
|
Het opsnoeien van de raten door de imker bij korfteelt. Een drietal keren op verschillende tijden in het jaar moet dit korten van de raten gebeuren om het volk te beteugelen en het zwermen te verhinderen. [N 63, 80a]
II-6
|
20529 |
rauw |
rauw:
reejef vliejes (K353p Tessenderlo),
reif vliesch (K353p Tessenderlo),
reiəf vlieəs (K353p Tessenderlo),
rijef vliees (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
rijjef vlijjes (K353p Tessenderlo),
ry(3)jəf vliejəs (K353p Tessenderlo)
|
Rauw vlees. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
30437 |
raveling |
ravelen:
rávēlǝ (K353p Tessenderlo)
|
Constructie in een balklaag waarmee niet van muur tot muur doorlopende balken ondervangen kunnen worden. Ravelingen worden onder meer aangebracht bij schoorstenen en trapopeningen. Zie ook afb. 71. Bij een raveling wordt aan het uiteinde van de ingekorte balken een houten dwarsbalk bevestigd die met zijn uiteinden haaks op de van muur tot muur doorlopende balken wordt vastgemaakt. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'Raveelhout' en 'Intanden'. [N 54, 121a]
II-9
|