e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wollen muts (kinderen) capeline (fr.): Kapeline.  kaplin (Tessenderlo) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3
wonde wonde: die wonde zal zweren (Tessenderlo), wond (Tessenderlo), wonde (Tessenderlo) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
wonen wonen: wonən (Tessenderlo), wui̯nən (Tessenderlo) wonen [ZND 08 (1925)], [ZND m] III-2-1
woord woord: woɛt (Tessenderlo), ə wōət, ə wətjən, də sä schuən wōrn (Tessenderlo) Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND] III-3-1
worm- en horzelgat ader: ǫwǝr (Tessenderlo) Gat in het leer, veroorzaakt door een horzelsteek. Runderhorzels leggen hun eieren in de huid van de koe. Als de larven er weer uit zijn gekropen, blijft er een klein gaatje over, dat weliswaar weer dichtgroeit, maar toch altijd een zwakke en lelijke plek in het leer blijft geven (Liedmeier, pag. 2). Steken van andere insecten kunnen dezelfde kwaliteitsverminderende invloed op het leer hebben. [N 60, 7b; N 36, 7] II-10
wormbulten maaibutsen: mǫwǝi̯bø̜tsǝ (Tessenderlo) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormstekig vermaaid: vərmoͅwət (Tessenderlo) wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)] III-2-3
worst worst: wəssən (Tessenderlo), wəsten (Tessenderlo) worst [ZND 04 (1924)] III-2-3
worstelen worstelen: wĕustelen (Tessenderlo) Worstelen. [Willems (1885)] III-3-2
wortel wortel: wø.tǝl (Tessenderlo), wøʔǝl (Tessenderlo) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4