e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broodoven oven: hōvǝ (Tessenderlo), hōǝvǝn (Tessenderlo), nōvǝn (Tessenderlo), ōvǝ (Tessenderlo) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1
brouwen brouwen: bręǝvǝn (Tessenderlo), brɛǝvǝn (Tessenderlo) Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.] II-2
brug brug: bryx (Tessenderlo), bryX (Tessenderlo) brug [RND], [ZND m] III-3-1
bruidje in de processie meidje: me:də.ən (Tessenderlo) Maagdeken (in de processie). [ZND 01 (1922)] III-3-3
bruidszwerm zingende voorzwerm: zeŋǝndǝ vø̜rzwɛrm (Tessenderlo) Een volk dat meezwermt bij de bruidsvlucht van een jonge koningin. [N 63, 37a; N 63, 37b; N 63, 29d; N 63, 29c] II-6
bruine gebreide dameskous vrouwluikous: vrelikøͅsə (Tessenderlo), vrelliekèùse (Tessenderlo) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
brullen brullen: brylǝ (Tessenderlo), brølǝ (Tessenderlo) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulse koe brul: brøl (Tessenderlo) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11
brulziekte brul: brøl (Tessenderlo) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
brutaal astrant: astrant (Tessenderlo), hij is astrant (Tessenderlo), strant: heij is strant (Tessenderlo) hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] III-3-1