e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterhoofd vanachter op de kop: vanachtərənzeͅnəkop (Tessenderlo) achterhoofd [N 10 (1961)] III-1-1
achterijzer eivormige teen: ājvørmegǝ tijǝn (Tessenderlo) Hoefijzer voor de achterhoef van het paard. Het achterijzer heeft meestal een ovale vorm. Zie ook afb. 223b. [N 33, 353; N 33, 354b] II-11
achterindraaien achterindraaien: axtrǝndrǫwǝ (Tessenderlo), axtǝrendrǫwǝ (Tessenderlo) De hak van de klomp met de hakhaak wat naar achteren uithollen. [N 97, 91] II-12
achterknie achterknie: axtǝrkni (Tessenderlo), hakken: hakǝ (Tessenderlo) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achtermolen achtermolen: axtǝr[molen] (Tessenderlo) Het gedeelte van de molen(kast) waarin zich het koppel stenen van de windzijde bevindt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛstormeindeɛ. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 43e; A 42A, 95] II-3
achternaafband asband: as˱bãnt (Tessenderlo) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterschijf rondelle: rõnde̜l (Tessenderlo) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11
achteruit achter: axtǝr (Tessenderlo), achteruit: axtǝrø̜t (Tessenderlo), hup-terug: hø̜p trøx (Tessenderlo), terug: trøx (Tessenderlo) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruitgaan achteruitgaan: achteraut goan (Tessenderlo), achteruitgaan (Tessenderlo) achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)] III-1-2
achteruittrappen achteruitlopen: axtǝrǭu̯ǝtluu̯ǝpǝ (Tessenderlo), achteruitwerken: axtǝrø̜twɛrǝkǝ (Tessenderlo) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9