| 34584 |
achterwand |
achterschoft:
āxtǝrsxǫft (K353p Tessenderlo),
achterste schoft:
agǝrstǝ sxǫft (K353p Tessenderlo)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
| 32240 |
achterwandspil |
leun:
lø̜n (K353p Tessenderlo)
|
De ijzeren staaf of spil waarachter de achterwand wordt vastgezet. Deze spil wordt aan de achterzijde van de zijwanden verticaal tussen bovenboom en draagbalk bevestigd. Het achterbord kan er vervolgens tussen geschoven worden. Zie ook afb. 200 en het lemma en ɛbovenboomɛ en vgl. de lemmata ɛdraagbalkenɛ, ɛzijwandɛ en ɛachterwandɛ in wld I.13, pag. 24, 32 en 45.' [N G, 61d]
II-12
|
| 17650 |
achterwerk |
gat:
gat (K353p Tessenderlo),
kont:
koͅnt (K353p Tessenderlo)
|
bil (niet de dij, maar het achterdeel) [N 10b (1961)]
III-1-1
|
| 30101 |
achterwerkers |
binnenstenen:
benǝstijǝnǝ (K353p Tessenderlo)
|
Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.]
II-9
|
| 17630 |
adamsappel |
knobbel:
knoͅpəl (K353p Tessenderlo),
strot:
strōt (K353p Tessenderlo)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 17781 |
adem |
asem:
ik kon gennen assem halen (K353p Tessenderlo)
|
Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
| 17685 |
ademen |
asemen:
asəmən (K353p Tessenderlo),
asemhalen:
ik kon gennen assem halen (K353p Tessenderlo)
|
ademen [ZND m] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
| 17682 |
ader |
ader:
de aderen van zen gezicht (K353p Tessenderlo),
nen ader opensnijen (K353p Tessenderlo),
oər (K353p Tessenderlo)
|
ader [ZND m] || de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
| 30714 |
afbijten |
afbijten:
af˱bē̜tǝ (K353p Tessenderlo)
|
Oude verf met behulp van een afbijtmiddel verwijderen. [N 67, 68a]
II-9
|
| 28504 |
afbijten van koninginnecellen |
afbijten:
afbijten (K353p Tessenderlo)
|
Het verwijderen van overtollige koninginnecellen door het bijenvolk of de koningin zelf. [N 63, 65]
II-6
|