19512 |
tuit |
tuitel:
tø͂ͅtəl (Q209p Teuven)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21618 |
twee centiem |
twee cent:
ps. omgespeld volgens Frings.
twēͅj saŋ (Q209p Teuven)
|
koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21626 |
twee frank |
dobbele frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
ənə doͅbələ fraŋ (Q209p Teuven)
|
2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21648 |
tweede verkoping |
toeslag:
ps. omgespeld volgens Frings.
dər tušlāx (Q209p Teuven)
|
de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21619 |
twintig frank |
twintig frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
twintəx fraŋ (Q209p Teuven)
|
20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33788 |
uier |
uier:
ȳi̯ǝr (Q209p Teuven)
|
Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-12
|
21664 |
uit de hand verkopen |
kleinigheden verkopen:
ps. omgespeld volgens Frings.
kleͅnəxhēͅtə vərkōͅpə (Q209p Teuven)
|
Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34169 |
uitgeteld zijn |
aan (de) tijd zijn:
(de koe is) an tit (Q209p Teuven)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
18311 |
uitneembaar frontje |
voorste, het -:
vø͂ͅjəštə (Q209p Teuven)
|
frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34187 |
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri |
de draagmoer laten zien:
(de koe) lętǝ drāgmōr ziǝ (Q209p Teuven)
|
Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.]
I-11
|