33470 |
afdakje boven de poort |
dakje:
dękskǝ (Q209p Teuven)
|
Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b]
I-6
|
21448 |
afdingen |
afbieden:
ps. omgespeld volgens Frings.
āfbēnə (Q209p Teuven),
afpitsen:
ps. omgespeld volgens Frings.
āfpetšə (Q209p Teuven)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18381 |
afgesneden laars |
afgesneden bot:
ənə āfxəšnēͅboͅt (Q209p Teuven)
|
laars, afgesneden ~ [vlaglaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34326 |
afgetrokken zeug |
afgezogen zeug:
āf˲gǝzōgǝ [zeug] (Q209p Teuven)
|
Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.]
I-12
|
24920 |
afkalven |
inhalmen:
in haləmə (Q209p Teuven)
|
afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
grèle:
grul (Q209p Teuven),
schotelpateel:
šoͅtəl pati(i̯)əl (Q209p Teuven)
|
bak waarin men afwast [N 20 (zj)] || de kom, bak of emmer, waarin de teljoren, schotels, enz. worden afgewassen [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
18631 |
alpinomuts |
bonnet (<fr.):
boͅneͅ (Q209p Teuven)
|
alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18371 |
andere damesschoenen |
vrouwluischoen:
vroͅlyjšōn (Q209p Teuven)
|
damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18260 |
andere nachtkleding: nachtjas |
slaapsjak:
Alleen de vest.
šloͅpsjak (Q209p Teuven)
|
nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25242 |
andere soorten sneeuw |
sneeuw:
sneeuw
sniə (Q209p Teuven)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|