23150 |
olifant |
olifant:
Karte 109.
olifant (Q209p Teuven)
|
Elefant.
III-3-2
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
hoofdsplag:
hōͅsplak (Q209p Teuven),
plag:
plak (Q209p Teuven)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
foulard (fr.):
geen onderscheid
fulār (Q209p Teuven),
sjaal:
geen onderscheid
šāl (Q209p Teuven)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34211 |
omweiden |
veranderen (van weide):
˲fǝręndǝrǝ (Q209p Teuven)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
foetelaar:
ps. omgespeld volgens Frings.
ənə fūtəleͅr (Q209p Teuven),
niet te vertrouwen (bn.):
ps. omgespeld volgens Frings.
əeͅs nētəvərtruwə (Q209p Teuven),
onbetrouwbaar (bn.):
ps. omgespeld volgens Frings.
əeͅs oͅnbətruwbār (Q209p Teuven)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
kloͅur (Q209p Teuven)
|
wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33450 |
onderdeur |
onderste deur:
ø̞ ̞nǝštǝ dø̜̄r (Q209p Teuven)
|
Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.]
I-6
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
oͅndərgōt (Q209p Teuven)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21579 |
onderhandelen |
in bedenk zijn:
ps. omgespeld volgens Frings.
ebədēŋk ziə (Q209p Teuven),
overeen zijn:
ps. omgespeld volgens Frings.
evərzēͅn ziə (Q209p Teuven)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hēͅmt (Q209p Teuven)
|
onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|