18615 |
puntmuts |
muts:
møtš (Q209p Teuven)
|
puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18610 |
pyjama |
pyjama {piama}:
pižəma (Q209p Teuven)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33452 |
raampje in een poort |
venstertje in gen staldeur:
vē̜ ̞nstǝrkǝ e gǝn štāldø̜̄r (Q209p Teuven)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|
18413 |
rand van een hoed |
luif:
løͅf (Q209p Teuven)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20515 |
ranzig |
gatsig:
gat˃zex (Q209p Teuven)
|
ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19558 |
rasp |
moesschaaf:
koolrasp
mōšāf (Q209p Teuven),
muskaatrijf:
muskaat
mešōͅtrif (Q209p Teuven),
rijf:
rif (Q209p Teuven),
schaaf:
šāf (Q209p Teuven)
|
rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspə (Q209p Teuven, ...
Q209p Teuven)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
20529 |
rauw |
rauw:
rōu̯ (Q209p Teuven)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34093 |
rechterachterkwartier |
rechts vierdel van achter:
rɛts vii̯ǝdǝl van atǝr (Q209p Teuven)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|
34092 |
rechtervoorkwartier |
rechts vierdel van voor:
ręts vii̯ǝdǝl va vø̜̄r (Q209p Teuven)
|
Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c]
I-11
|