e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
helpen bij het biggen werpen halen: huǝlǝ (Thorn) De zeug helpen bij het werpen van de biggen, gezegd van de boer. [N 76, 40] I-12
hemd hemd: hømǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.] II-5
hemel hemel: dən e.məl (Thorn), heemel (Thorn), hemel (Thorn) De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND], [SGV (1914)] III-3-3
hemelrijk hemelrijk: hemelriek (Thorn) Het hemelrijk. [N 96D (1989)] III-3-3
hemelsleutel sint-janskruid: idiosyncr.  St. Janskroed (Thorn), WLD  St. Janskroet (Thorn) Hemelsleutel (sedum telephium: purpureum 10 tot 40 cm hoog. De stengels groeien rechtop of opstijgend; de bladeren groeien tegenoverstaand, eivormig, vlezig en gezaagd; de bloemen groeien in dichte trossen en zijn geel of purperrood. Bloeitijd in juli e [N 92 (1982)] III-4-3
hemelvaartsdag hemelvaartsdag: heemelvaartsdaag (Thorn), hemelvaartsdaag (Thorn) Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)] III-3-3
hen met kuikens broek: bruk (Thorn), brok: brø̜k (Thorn) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengsel hengel: ingel (Thorn), hengsel: hingsel (Thorn) hengsel [SGV (1914)] || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1
hengst hengst: heŋst (Thorn) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
hengstveulen hengstveulen: heŋsvyǝlǝ (Thorn) Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a] I-9