e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huis, woning huis: hoes (Thorn) huis [SGV (1914)] III-2-1
huishouden huishouden: hoeshoaje (Thorn) huishouden [SGV (1914)] III-2-1
huisjesslak huisjesslak: WLD  huuskesslek (Thorn) Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)] III-4-2
huismus, mus huismus: hoesmös (Thorn), mus: mös (Thorn, ... ) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg dikke vlieg: dikke vleeg (Thorn), huisvlieg: hoesvleeg (Thorn), vlieg: vleeg (Thorn) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] III-4-2
huiszegen huiselijke zengel: hoeselikke zaengel (Thorn) De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)] III-3-3
huiszegening paaszengel: paoszaengel (Thorn) De huiszegening op Driekoningen of op Paaszaterdag. [N 96B (1989)] III-3-3
huiszwaluw huiszwalf: hoeszwelf (Thorn), zwalf: zwèlf (Thorn) huiszwaluw || huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)] III-4-1
huiveren bibberen: bubbere (Thorn), huiveren: hoevere (Thorn), rijderen: riejere (Thorn), schuiveren: sjøvere (Thorn) huiveren [SGV (1914)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig huiverachtig: hoeverechtig (Thorn), schuiverachtig: sjoeverechtig (Thorn) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2