e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraan van de metalen gierton kraan: krān (Thorn) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
kraanarm balk: balǝk (Thorn) De horizontale balk van de steenkraan. Zie ook afb. 86. [N O, 20c] II-3
kraanboom balk: balǝk (Thorn) De rechtopstaande balk van de steenkraan. Zie ook afb. 86. [N O, 20b] II-3
kraanvogel kroenekraan: kroenekrane (Thorn), warover het oude kinderliedje: "Kroenekrane wiggelewane loatj os met nar Ingelandj vare..., enz.  kroenekraan (Thorn) kraanvogel [SGV (1914)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)] III-4-1
krabben dabben: dabbe (Thorn), krabbelen: krabbele (Thorn), kratsen: kratse (Thorn), kratsen (Thorn), schobben: sjóbbe (Thorn), schuren: sjoore (Thorn) krabben [SGV (1914)] || krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] III-1-2
krakeling bril: brille (Thorn), krakeling: krakeling (Thorn) Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)] || Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)] III-2-3
kralen van de rozenkrans kralen: kralle (Thorn, ... ) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kramsvogel sjakker: omdat hij in grote vluchten zich snel verplaatst, overal zijn voer zoekend; "rondschooien"is dial. rondsjakken  sjakker (Thorn), onomatopee  sjakker (Thorn) kramsvogel || kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)] III-4-1
krans, afslagmijnen kopschoten: kǫpšø̄ǝt (Thorn  [(Maurits)]   [Laura, Julia]), stootgaten: stōsgātǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), vloerschoten: vlūršø̄ǝt (Thorn  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) De buitenste ring of ringen van schoten van een schietfront. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in: A. algemene benamingen voor de buitenste ring of ringen van schoten; B. kransschoten of afslagmijnen die aan de bovenzijde van het front zijn aangebracht; C. kransschoten of afslagmijnen die aan de zijkant van het front zijn aangebracht; D. kransschoten die in de buurt van het vloergesteente zijn aangebracht. Door het feit dat er in de vragenlijst N 95 geen onderscheid is gemaakt tussen vloerschoten en kopschoten van een krans en de gelijknamige schoten die worden geboord bij het schieten van de stok, zijn een aantal woordtypen en varianten uit de groepen B. en D. mogelijk ook van toepassing op de boorgaten van het schietfront van een galerij. [N 95, 434; N 95, 436; N 95, 437; N 95, 438; N 95, 431; monogr.; Vwo 51; Vwo 52; Vwo 189; Vwo 271; Vwo 279; Vwo 452; Vwo 455; Vwo 520; Vwo 521; Vwo 559; Vwo 649; Vwo 751; Vwo 756; Vwo 836] II-5
kransen krans (zn.): krans (Thorn) Een krans van dennegroen maken voor een priesterfeest [krensen]. [N 96D (1989)] III-3-3