e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestkalf hokkeling: hǫkǝleŋ (Thorn), nuchter kalf: nø̄xtǝr [kalf] (Thorn) Kalf dat gehouden wordt voor de slacht. Woordtypen als kistkalf, hokkalf, plankkalf duiden op een kalf dat vet gemest wordt in een kist of box. Zie voor de fonetische documentatie van (kalf)en (kalfje) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75b; N 3A, 76; N C, 8; S 14; monogr.] I-11
mestkar mestkar: [mest]kɛr (Thorn) De kar waarmee men stalmest naar het land vervoerde. Als deze kar niet uitsluitend voor het vervoer van mest bestemd was, werd ze na het mestuitrijden gereinigd. Als mestkar gebruikte men meestal de korte kar (L 115 vroeger, 159a, 163, 192a vroeger, 192b, 209, 216, 246 vroeger, 248, 265, 265b, 266, 288, 289, 290, 292, 320a, 324, 331, 331b, 369, 422), de slagkar (L 115 later, 192a later, 246 later, 247, 248, 265b, 270, 292, 294, 318b, Q 27, 191, 204a) en de aardkar (L 289, 314, 360, 364, 366, 367). Voor deze kartypen zij verwezen naar de aflevering betreffende de (oude) landbouwvoertuigen e.a.. Termen als mestwagen wijzen op een moderner vervoermiddel, dat - ook al is het tweewielig - wagen wordt genoemd, omdat het met luchtbanden is uitgerust. [N 11A, 7; N 17, 2a + 3a + 8 add. + 15b; A 42, 8a + b; monogr.] I-1
mestkever mestkever: WLD  méstkèèver (Thorn), mulder: ideosyncr.  mulder (Thorn) Hoe noemt u de mestkever: een soort kever, groot blauwachtig glanzend, die in mest of van mest leeft (stronthommel, pekbeest, strontbeest, strontmulder) [N 83 (1981)] III-4-2
mestplakken verspreiden koestront breiden: kustrontj˱ bręi̯ǝ (Thorn), koestront spreiden: kustrontj spręi̯ǝ (Thorn) De koemestplakken in de wei met een riek of schop uit elkaar slaan, om te voorkomen dat er zich op die plekken schitbossen vormen. [NM, 8b; N 11A, 40b; div.; monogr.] I-2
mestvaalt mesthoop: mèsthoup (Thorn), mestkuil: mèstkoel (Thorn), aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mestkoel (Thorn), mestmijt: aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mestmiet (Thorn) [SGV (1914)]mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)] I-7
met alleen de toppen ontbloot op klein koordje: ǫp klęjn kø̜̄rtjǝ (Thorn) Gezegd van een molen wanneer deze draait met zeilen die aan de toppen opgerold zijn. Zie ook afb. 44C. [N O, 7g; A 42A, 74; A 42A, add.] II-3
met de benen zwaaien en bewegen tijdens het werpen houwen: hǫu̯ǝ (Thorn) [N 8, 53] I-9
met de collecteschaal rondgaan collecteren (<fr.): collecteren (Thorn), met de schaal gaan: mette sjaol gaon (Thorn), met de schaal rondgaan: met de sjaol rondjgaon (Thorn), mette sjaol rondjgaon (Thorn) Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)] || Een schaalcollecte, een collecte voor een bijzonder doeleind, waarbij met neen open schaal werd rondgegaan [schaolkollekt?]. [N 96B (1989)] III-3-3
met de duiven naar de inkorfplaats gaan korven: Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  gaon körve (Thorn) Hoe zegt men: met de duiven naar de inkorfplaats gaan om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)] III-3-2
met de horens stoten, gezegd van de bok botsen: butsǝ (Thorn) [N 19, 75] I-12