19258 |
bevelen |
bevelen:
bevaele (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
bevèèle (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
(zich) schudden:
šø̜dǝ (L374p Thorn)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
34411 |
bevruchte ooi |
vol schaap:
vol šǭp (L374p Thorn)
|
[N 77, 35]
I-12
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
heen en weer lopen:
heen en weer loupe (L374p Thorn)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
tijd vergend:
tied vergenjd (L374p Thorn),
tijdrovend:
tietrouventj (L374p Thorn)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23560 |
bewieroken |
bewieroken:
bewierouke (L374p Thorn)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25231 |
bewolking |
hemel:
den hemel (L374p Thorn),
lucht:
de locht (L374p Thorn),
wolken:
de wolke (L374p Thorn)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
betrokken lucht:
de logt is bətrokkə, doe zuus gein sterrə (L374p Thorn)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
18839 |
bezadigd |
bedaard:
bedaarjd (L374p Thorn),
dood:
dôât (L374p Thorn),
gemoedereerd:
gemoedereertj (L374p Thorn)
|
zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19613 |
bezem |
bessem:
bē.sǝm (L374p Thorn),
bezem:
bēͅsəm (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
ê van Fr. même
bêsəm (L374p Thorn)
|
bezem [RND], [SGV (1914)] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|