e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tong tong: tong (Thorn) tong [DC 01 (1931)] III-1-1
tong van een schoen tong: tong (Thorn, ... ) een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)] III-1-3
toogpin pin: pen (Thorn) De dunne, houten pin die in de pen-en-gatverbinding wordt geslagen, om de twee delen definitief met elkaar te verbinden. Zie ook afb. 142. [N 54, 38b; N 54, 64g; A 32, 9; monogr.] II-12
toonbank toonbank: toonbank (Thorn), ps. boven de a moet nog een ? staan; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  toanbank (Thorn) de winkeltafel waarop de waren worden getoond of gelegd [toog, toonbank, gaam, bank] [N 89 (1982)] III-3-1
torenhaan t hantje van dn taore?].: toarenhaan (Thorn), waerhaan (Thorn) De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)] III-3-3
torenspits torenspits: toarespits (Thorn), toeërespits (Thorn) De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)] III-3-3
torenuurwerk kerkklok: kirkklok (Thorn), kirkklokke (Thorn) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
torenvalk torenvalk: toarevalk (Thorn), tòòrevalk (Thorn) torenvalk || valk: torenvalk (34 bekende vogel met spitse vleugels; vliegt vrij langzaam; hangt vaak stil in de lucht en laat zich dan vallen om een muis o.i.d. te vangen; broedt in boomnest of in torens [N 09 (1961)] III-4-1
tornen lossnijden: lossni-jǝ (Thorn), lostrochelen: lostrǭxǝlǝ (Thorn) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
tortelduif aziatische tortel: aaziejaatiese tortel (Thorn), komt de laatste 4 à 5 jaar hier betrekkelijk veel voor  azieatise tortel (Thorn), lachduif: Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  lach doef (Thorn), tortelduif: torteldoef (Thorn), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  torteldoef (Thorn) Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)] || tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)] || tortel: turkse ~ (28 nieuwe soort voor Brabant, nu meest nog in het oosten; net een grote tamme Oostindische tortel; hele jaar hier; vaak in troepen bij graanhandel, vaak op televisiemasten; alleen bij woningen, nooit in het bos; roep [roe-kóé-koe] en g [N 09 (1961)] || turkse tortel III-3-2, III-4-1