id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21953 | uitkomen van de eieren | uitkomen: Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst: oetkòmme (Thorn) | Hoe heet verder: uitkomen van de eieren? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21786 | uitleg | uitleg: oetlèk (Thorn) | het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] III-3-1 |
21391 | uitleggen | uitduiden: uitduije (Thorn), uitleggen: oetlegge (Thorn), o‧etlège (Thorn) | duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] III-3-1 |
21452 | uitnodigen | uitnoden: oetnêûəje (Thorn), uitnodigen: oetneudige (Thorn) | iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1 |
21445 | uitschelden | uitschelden: oetsjeldje (Thorn), oetsjèlje (Thorn) | iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] III-3-1 |
18108 | uitslag onder de neus | zeek: zeek onger de naas (Thorn) | Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)] III-1-2 |
34349 | uitslag vertonend | brandig: brɛnjex (Thorn) | Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12 |
22343 | uitsliepen | uitsliepen: eemes oetsliepe (Thorn), voor de gek houden: eemes veur de gek haoje (Thorn) | uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2 |
21787 | uitsluitsel | uitsluitsel: oetsloetsel (Thorn), ōētslōētsel (Thorn) | een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)] III-3-1 |
32416 | uitspannen | uitspannen: utspanǝ (Thorn) | Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10 |