20729 |
vlaaienvulling |
kuis:
Van appelen.
kuijes (L374p Thorn),
spijs:
spies (L374p Thorn)
|
Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19602 |
vlaaischotel |
vlaaienschotel:
flaajeschóttel (L374p Thorn)
|
schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)]
III-2-1
|
24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
merkof (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
mèrkhòf (L374p Thorn),
vogel
merkof (L374p Thorn),
meerkol:
visch
meerkol (L374p Thorn)
|
gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] || meerkol [SGV (1914)] || vlaamse gaai
III-4-1
|
30487 |
vlaggen |
plaggen:
plagǝ (L374p Thorn),
zoden:
zōjǝ (L374p Thorn)
|
Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b]
II-9
|
27994 |
vlak stuk in een pijler |
vlak stuk:
vlāk støk (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
[N 95, 287; monogr.]
II-5
|
25003 |
vlak, gelijk |
kant:
(Nieuwe benaming).
kantj (L374p Thorn),
vlak:
(Bijw.).
vlaak (L374p Thorn)
|
vlak [SGV (1914)]
III-4-4
|
27990 |
vlakke pijler |
vlakke pijler:
vlakke pijler (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma]),
vlākǝ pęjlǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Pijler met een hellingspercentage tussen 0 en 20 graden. [N 95, 284; monogr.; N 95, 287]
II-5
|
24914 |
vlaktex |
vlak stuk grond:
vlaak stuk gronjt (L374p Thorn),
vlakte:
vlakte (L374p Thorn)
|
vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20064 |
vlambloem (phlox drummondii hook.) |
kerkbloem:
idiosyncr.
kirkbloom (L374p Thorn)
|
Vlambloem (phlox drummondi). De bladeren zijn langwerpig, de hogere met hun voet de stengel half omvattend. De plant is met klierharen bezet, meestal minder dan een halve meter hoog. De kelk en de slippen zijn omgekruld (kerkbloem, kermisbloem, vuurbloem, [N 92 (1982)]
III-2-1
|
29806 |
vlammuur |
koningshoofd:
kȳǝneŋshø̜jt (L374p Thorn),
kȳǝneŋshęjǝt (L374p Thorn)
|
Muur van circa 40 tot 50 cm hoogte tussen de stook- en de bakruimte, soms voorzien van gaten om de hitte te verspreiden. De gaten in de muur werden in L 270 schlitzen (ēlits\) genoemd - Hermans, pag. 17. [monogr.]
II-8
|