e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte roodstaart steennachtegaal: steinnachtegaal (Thorn), trilt met het staartje  steinnagtegaal (Thorn) zwarte roodstaart || zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)] III-4-1
zwarte specht zwarte specht: zwarte specht (Thorn) specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)] III-4-1
zwartepieten (kaartspel) zwartepieten: zwartepiete (Thorn) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
zwartkop grasmus: graasmös (Thorn) zwartkop III-4-1
zwartmiddel appretuur: aprǝtȳr (Thorn) Het middel dat men gebruikt om het leer een zwarte glans te geven. Het betreft hier benamingen voor middelen die niet alle inhoudelijk precies gelijk zijn. Sommige werden vroeger gebruikt, andere zijn modern. [N 36, 46] II-10
zwavelstok zwegeltje: zwaegelkes (Thorn) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zwavelx zwagel: zwêgəl (Thorn) zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4
zweep smik: smek (Thorn), zweep: zwēp (Thorn) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweep van de koeherder smik: smek (Thorn) Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146] I-11
zweer zweer: zwaer (Thorn), zwèèr (Thorn) Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)] III-1-2