e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borstbouten scheren: šīǝrǝ (Thorn) De ijzeren bouten of houten voorwerpen waarmee de roe-einden aan de borst zijn bevestigd. Zie ook afb. 36. [N O, 1j] II-3
borstel borstel: beustel (Thorn), Geen bepaalde naam  beustəl (Thorn, ... ), kwispel: kwispəl (Thorn) borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)] III-2-1
borstelen borstelen: bø̄stǝlǝ (Thorn) [N 77, 105] I-12
borstelig haar stekelachtig haar: stekelechtige haor (Thorn), stekelhaar: stekelhaor (Thorn) borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1
borsten buizen: buuze (Thorn), knoppen: knup (Thorn), memmen: memme (Thorn, ... ), tieten: tiete (Thorn, ... ), winkel: Schertsend.  winkel (Thorn) borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] III-1-1
borstkas borst: borst (Thorn), borstkas: borstkas (Thorn, ... ) borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)] III-1-1
borstnet borstnet: bǫrstnęt (Thorn) Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b] I-10
borstriem zeel: zeel (Thorn) I-10
borsttuig borstgetuig: bǫrs˲gǝtȳx (Thorn) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10
borstvliesontsteking fleuris: fleuris (Thorn), flèùeris (Thorn) Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)] III-1-2