25293 |
brood, maat van 25 kilo |
brood:
brood (L374p Thorn)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 25 kg [brood] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20710 |
broodje |
broodje:
Ovaal, in punten uitlopend. Tek. zie vragenlijst
breudje (L374p Thorn),
kadetje:
Rond, met inkeping. Tek. zie vragenlijst
kedétje (L374p Thorn),
pistolet:
Ovaalvormig. Tek. zie vragenlijst
pistolee (L374p Thorn)
|
Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19531 |
broodmes |
broodmes:
broadmets (L374p Thorn)
|
mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25500 |
broodoven |
oven:
hōǝvǝ (L374p Thorn)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
20670 |
broodpap |
pap met stompen:
Roggebrood.
pap mèt stump (L374p Thorn)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20706 |
broodpop |
mandersmikkestuk:
Met sintnicolaas.
mandersmikkestök (L374p Thorn)
|
Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24983 |
bros, breekbaar |
broos:
broos (L374p Thorn),
bros:
bros (L374p Thorn),
sprok:
sprok (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
bros [SGV (1914)] || hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brǫwǝ (L374p Thorn)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
brø̜jǝr (L374p Thorn),
brø̜̄jǝr (L374p Thorn)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brøk (L374p Thorn),
schurgplaten:
šørǝxplātǝ (L374p Thorn)
|
brug [RND] || Schragen met planken erover, die men aanbracht op de blootgelegde kleilaag. Via de brug werd het afgegraven zand per kruiwagen of kipkar naar de stortplaats vervoerd. [monogr.]
II-8, III-3-1
|