e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brood, maat van 25 kilo brood: brood (Thorn) de maat die een gewicht aangeeft van 25 kg [brood] [N 91 (1982)] III-4-4
broodje broodje: Ovaal, in punten uitlopend. Tek. zie vragenlijst  breudje (Thorn), kadetje: Rond, met inkeping. Tek. zie vragenlijst  kedétje (Thorn), pistolet: Ovaalvormig. Tek. zie vragenlijst  pistolee (Thorn) Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] III-2-3
broodmes broodmes: broadmets (Thorn) mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodoven oven: hōǝvǝ (Thorn) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1
broodpap pap met stompen: Roggebrood.  pap mèt stump (Thorn) Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] III-2-3
broodpop mandersmikkestuk: Met sintnicolaas.  mandersmikkestök (Thorn) Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)] III-2-3
bros, breekbaar broos: broos (Thorn), bros: bros (Thorn), sprok: sprok (Thorn, ... ) bros [SGV (1914)] || hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)] III-4-4
brouwen brouwen: brǫwǝ (Thorn) Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.] II-2
brouwer brouwer: brø̜jǝr (Thorn), brø̜̄jǝr (Thorn) De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.] II-2
brug brug: brøk (Thorn), schurgplaten: šørǝxplātǝ (Thorn) brug [RND] || Schragen met planken erover, die men aanbracht op de blootgelegde kleilaag. Via de brug werd het afgegraven zand per kruiwagen of kipkar naar de stortplaats vervoerd. [monogr.] II-8, III-3-1