25030 |
klotsen van vloeistoffen |
klotsen:
klotse (L245b Tienray)
|
het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22659 |
klucht |
klucht:
klucht (L245b Tienray)
|
Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19469 |
kluit |
fom:
vom (L245b Tienray),
men deed dat ook zelf in de vorm van ballen, ze heetten dan vóm
vóm (L245b Tienray)
|
(Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)] || een uit klei en kolengruis gemaakte bal, die in de kachel gestookt werd
III-2-1
|
33675 |
kluit aarde |
kluit:
klyt (L245b Tienray)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
23223 |
kluizenaar |
kluizenaar:
kluzenèèr (L245b Tienray)
|
Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24095 |
kluizenaarswoning |
kluis:
kluus (L245b Tienray)
|
De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25031 |
knappen |
knipperen:
(met veel geluidjes achter elkaar).
knippere (L245b Tienray)
|
met een knappend geluid open springen [knipperen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25032 |
knarsen |
kniersen:
(licht geluid).
knierse (L245b Tienray),
knoersen:
(donker geluid).
knoerse (L245b Tienray)
|
een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33338 |
knecht, algemeen |
boden (coll.):
bōi̯ǝ (L245b Tienray),
boerenknecht:
būrǝknēxt (L245b Tienray),
daghuurder:
daxhydǝr (L245b Tienray),
knecht:
knēxt (L245b Tienray)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|
34256 |
kneden |
kneden:
knēi̯ǝn (L245b Tienray)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|