e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klotsen van vloeistoffen klotsen: klotse (Tienray) het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)] III-4-4
klucht klucht: klucht (Tienray) Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)] III-3-2
kluit fom: vom (Tienray), men deed dat ook zelf in de vorm van ballen, ze heetten dan vóm  vóm (Tienray) (Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)] || een uit klei en kolengruis gemaakte bal, die in de kachel gestookt werd III-2-1
kluit aarde kluit: klyt (Tienray) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluizenaar kluizenaar: kluzenèèr (Tienray) Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluizenaarswoning kluis: kluus (Tienray) De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)] III-3-3
knappen knipperen: (met veel geluidjes achter elkaar).  knippere (Tienray) met een knappend geluid open springen [knipperen] [N 91 (1982)] III-4-4
knarsen kniersen: (licht geluid).  knierse (Tienray), knoersen: (donker geluid).  knoerse (Tienray) een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)] III-4-4
knecht, algemeen boden (coll.): bōi̯ǝ (Tienray), boerenknecht: būrǝknēxt (Tienray), daghuurder: daxhydǝr (Tienray), knecht: knēxt (Tienray) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden kneden: knēi̯ǝn (Tienray) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11