32536 |
korf |
korf:
kø̜̄rǝf (L245b Tienray)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.]
II-12
|
20617 |
korst |
broodkorst:
bruətkōrst (L245b Tienray)
|
broodkorst
III-2-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte onderboks:
korte onderboks (L245b Tienray)
|
Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
21132 |
korter maken |
richter:
dè wèèg is richter (L245b Tienray),
(= korter).
dat is richter (L245b Tienray)
|
een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21876 |
kostbaar |
kostbaar:
kostbaar (L245b Tienray)
|
veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23274 |
koster |
koster:
køͅstər (L245b Tienray)
|
De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23593 |
kosteres |
kosteres:
køͅstərəs (L245b Tienray)
|
Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21550 |
kostschool |
internaat:
ienternaat (L245b Tienray),
kostschool:
kōstschol (L245b Tienray)
|
een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
karmenaai (L245b Tienray),
kɛrmənāi̯ (L245b Tienray),
geen aparte naam
karmenaai (L245b Tienray)
|
gebraden runderrib [DC 30 (1958)] || gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)] || karbonade
III-2-3
|
25168 |
koud, mistig en somber weer |
mistig (weer):
mistig (L245b Tienray),
moek:
#NAME?
moek (L245b Tienray),
moekachtig:
moekechtig (L245b Tienray),
zuur (weer):
zōēr (L245b Tienray)
|
koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|