e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke geit bok: bok (Tienray) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke haas remmel: remmel (Tienray) Haas, mannetjeshaas [N 94 (1983)] III-4-2
mannelijke hond, reu mannetje: Veldeke (aangepast)  menke (Tienray), rekel: Veldeke (aangepast)  rèkel (Tienray) Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)] III-2-1
mannelijke kalkoen schroethaan: sxrūthān (Tienray) [A 6, 3a; S 16; L 1, 113; R 14, 3; monogr.] I-12
mannenkant kant van de kerels: kant van de kels (Tienray), kant van de manskerels: kant van de manskels (Tienray), kant van de manslui: kant van de mansluj (Tienray) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mannenkleren kerelskleren: kelsklieër (Tienray) Mannenkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
mannenondergoed kerelsondergoed: kelsondergoed (Tienray) Ondergoed voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3
manziek fiep: zie ook "fiep  feep (Tienray) manziek meisje III-2-2
maretak heksenbessem: heksenbessem (Tienray) heksembezem III-4-3
maria-altaar maria-altaar: mariaaltaor (Tienray) Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)] III-3-3