e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opscheplepel scheplepel: sxøͅplēͅpəl (Tienray) grote lepel om te scheppen III-2-1
opscheppen blaffen: blaffe (Tienray), opscheppen: ópschöppe (Tienray, ... ), zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  zwetse (Tienray, ... ) opscheppen || opscheppen, groot doen || opsnijden, snoeven || zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
opschepper blaffer: blaffer (Tienray), kaaljakker: kaaljekker (Tienray), opschepper: ópschöpper (Tienray), snoevenkater: snōēvekater (Tienray), snurker: snörker (Tienray), windbuil: wīēndbül (Tienray) opschepper || opschepper, windbuil || opsnijder III-1-4
opschuiven opschikken: ópschikke (Tienray), opschuiven: ópschüve (Tienray) Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)] III-1-2
opspelen opspelen: ópspeule (Tienray) zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)] III-1-4
opsteken van de schoven opsteken: opstękǝ (Tienray) Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
opsteker opsteker: ǫpstē̜kǝr (Tienray) Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-4
optassen, vouwen wallen: węlǝ (Tienray) Het eigenlijke laden van het hooi op de wagen. Vooral op de Kempense ladderkarren, zonder dichte zijschotten (zie het lemma ''hooikar'') is dit laden een zorgvuldig karwei: de bussels hooi worden dan met een draaiende slag, een "vouw", vast tegen elkaar aan gestapeld. Om praktische redenen moest er met zorg geladen worden: er moest immers zoveel mogelijk hooi op de wagen geladen worden; maar ook om redenen van beroepstrots: een goedgeladen oogstwagen is de trots van de boer. Om een slechtgeladen wagen zal hij worden bespot. [N 14, 120; A 34, 6] I-3
optillen heffen: höffe (Tienray) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] III-1-2
opvoeden, grootbrengen groottrekken: groeët trekke (Tienray), optrekken: óptrekke (Tienray), opvoeden: ópvoeie (Tienray) opvoeden III-2-2