e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schommelen schommelen: schommele (Tienray) Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schoolhoofd bovenmeester: bòvemeister (Tienray), hoofd der school: Opm. is latere benaming.  hoofd der school (Tienray) het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)] III-3-1
schoon, rein schoon: schòn (Tienray) Rein, schoon, als gevolg van het poetsen (schoon, proper) [N 79 (1979)] III-2-1
schoondochter schoondochter: schoandōāchter (Tienray) schoondochter [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonmoeder schoonmoeder: schoanmōēder (Tienray) schoonmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonouders schoonouders: schoanèlders (Tienray) schoonouders [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonvader schoonvader: schoanvader (Tienray) schoonvader [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonzoon schoonzoon: schoanzōōən (Tienray) schoonzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonzuster schoonzuster: soms; neen  schoanzūster (Tienray), zweegster: neen  zwēēgster (Tienray) schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)] III-2-2
schoor stijp: stip (Tienray) Paal of stijl die ter ondersteuning schuin onder een constructie wordt geplaatst. [N 31, 48b; monogr] II-9