21847 |
aanhoudend vragen |
zeuren:
zeure (L245b Tienray),
zeveren:
zeivere (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21707 |
aankondigingskastje |
bord:
bord (L245b Tienray),
gemeentebord:
gemèèntebord (L245b Tienray)
|
de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21872 |
aanrekenen |
in rekening brengen:
ien rèkening brenge (L245b Tienray)
|
betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25096 |
aanrijgen |
rijgen:
rīēge (L245b Tienray)
|
tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18887 |
aanstaan |
aanstaan:
ánstâôn (L245b Tienray),
gaden:
gaaie (L245b Tienray)
|
behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34148 |
aanstieren |
aanstieren:
ánstīrǝ (L245b Tienray)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
23968 |
aanstoot |
ergernis:
ergernis (L245b Tienray)
|
Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18970 |
aanstoot geven |
aanstoot geven:
ämstoeët gève (L245b Tienray),
ergernis geven:
ergernis gève (L245b Tienray)
|
mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33335 |
aanwerven van personeel |
op daghuur gaan:
ǫp daxhȳr gǭn (L245b Tienray),
zich verdoen:
zex vǝrdun (L245b Tienray)
|
I-6
|
24977 |
aanwezigheid |
daar zijn:
(= daar zijn).
⁄t taoziēn (L245b Tienray)
|
de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)]
III-4-4
|