23604 |
voetgebeden |
voetgebeden:
voetgebeje (L245b Tienray)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18089 |
voetjicht |
pootje:
puuëtje (L245b Tienray)
|
Voetjicht: soort jicht die zich openbaart door een hevige pijn in de voet, vooral in het gewricht tussen middenvoetsbeentje en grote teen, podagra (voetje, pootje, kozijntje, voetjicht). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19384 |
voetkussen |
poef:
poef (L245b Tienray)
|
Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24268 |
vogel, algemeen |
mus:
mus (L245b Tienray),
vogel in het algemeen
mus (L245b Tienray),
vogel (enk.):
vogel (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
vogel || vogel (in het algemeen)
III-4-1
|
24590 |
vogelkers |
vogelkers:
Veldeke aangepast
vogelkers (L245b Tienray)
|
Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24487 |
vogelmuur |
muur:
mieër (L245b Tienray),
± Veldeke
mier (L245b Tienray)
|
muur (plant) || Muur (stellaria media 5 tot 30 (cm?) hoog. De stengels zijn liggend of opstijgend, rond, met 1 rij haren; de bladeren zijn eivormig, de onderste gesteeld; de bloemen zijn klein en wit van kleur, de kroonbladeren zijn even lang als, of korter dan de kelk [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18229 |
voile |
voile (fr.):
foeël (L245b Tienray)
|
lichte sluier die van een dameshoed afhangt [voile, vool, voel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20127 |
volière |
kooi:
köj (L245b Tienray)
|
kooi
III-2-1
|
21533 |
volk (natie) |
volk:
volk (L245b Tienray)
|
de gezamenlijke bewoners van een staat [volk, natie, diet] [N 88 (1982)]
III-3-1
|
23585 |
volkszang |
volkszang:
volkszaank (L245b Tienray)
|
Volkszang, samenzang van de gelovigen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|