e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duif zeer donker met weinig kleurschakeringen zwarte, een -: zwate (Tongeren) Hoe noemt men een duif zeer donker met weinig kleurschakeringen (zwart)? [N 93 (1983)] III-3-2
duif, algemeen duif: daauwf (Tongeren), dauf (Tongeren) duif [Willems (1885)] III-4-1
duif, overige soorten kets: kêts (Tongeren), surlet: wit en ros; uit wa. surlèt (DL)  sürlè (Tongeren), vale (duif): muiskleurig  vôlë (Tongeren), veldketser: vêldkêts(ër) (Tongeren), witschaar: witte  wïtsjéer (Tongeren) duif, naar kleur || veldduif III-4-1
duig duif: dūf (Tongeren), ponstuk: pǫnstøk (Tongeren  [(bredere duig waar het bomgat in gemaakt werd)]  ) Elk van de gebogen platte stukken hout waaruit de wand van een kuip, ton of vat is samengesteld. Zie ook afb. 207. Volgens een invuller uit Tegelen (L 270) gebruikte de kuiper uit die plaats de benaming staaf (štāf) om een rechte duig aan te duiden. Een gebogen duig werd een duig (dø̜jx) genoemd. In het algemene spraakgebruik was echter het woord druif (drūf) gangbaar. [N E, 10; monogr.] II-12
duiken duikelen: Sub plonger: Het Nl. woord d[.yk\\l\\wordt ook gehoord, maar dan alléén om het duikelen in het water uit te drukken; (nooit bij het voetbalspel).  dø.ykələ (Tongeren), duiken: daaike (Tongeren), plongeren (<fr.): Fr. plonger.  plôozjièrë, plőozjièrë (Tongeren), Het Nl. woord d[.yk\\l\\wordt ook gehoord, maar dan alléén om het duikelen in het water uit te drukken; (nooit bij het voetbalspel).  plu.̞žjɛrə (Tongeren) Duikelen (zwemsport, voetbal). || Duikelen. [Willems (1885)] || Plonger: Duikelen. III-3-2
duim duim: dau.m (Tongeren), dau:m (Tongeren), daum (Tongeren, ... ), dawm (Tongeren), daəm (Tongeren), de daaum (Tongeren), tordel: tjø ̞.l (Tongeren) duim [N 10 (1961)] || een duim [ZND A2 (1940sq)] || een duim, (duimen) [ZND A2 (1940sq)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.] II-9, III-1-1
duimeling duimeling: daimëléng (Tongeren), daiməleŋ (Tongeren), dauməleŋ (Tongeren, ... ) bekleedsel voor duim || hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duivekervel duivekruid: soort alsem [Artemisia pontica]  dauvëkraud (Tongeren) duivekruid (Artemisia pontica) III-4-3
duivel duivel: de duuvel (Tongeren), dy(3)̄vɛl (Tongeren), dy.vəl (Tongeren), ter duuvel (Tongeren), ənə dy(3)̄vəl (Tongeren) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] || Een duivel. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
duiven inkorven inkorven: inkorven (Tongeren) Hoe heet het in de reismand stoppen van de duif in het duivelokaal? [N 93 (1983)] III-3-2