33528 |
framboos |
flamboos:
flambóos (Q162p Tongeren),
flambozenstruik:
flambózëstroek (Q162p Tongeren),
framboos:
[Ingevuld in 1977. HB]
framboze (Q162p Tongeren),
naast: flamboos
frambóos (Q162p Tongeren)
|
[DC 13 (1945)]framboos || frambozestruik
I-7
|
24084 |
franciscaan |
bruine pater (lat.):
ne braune paoter (Q162p Tongeren),
ne braunpaôter (Q162p Tongeren),
minderbroeder:
ne minderbrōēder (Q162p Tongeren)
|
Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18784 |
franje |
fronjel:
froinjels (Q162p Tongeren),
froinzjël (Q162p Tongeren),
frònzjëls (Q162p Tongeren),
frônzjël (Q162p Tongeren),
fronsel:
(mv)
fronžǝls (Q162p Tongeren)
|
bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || franje || Franje. Een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeen-gehouden [franje, franjel, fraling] [N 114 (2002)] || Hoe noemt U een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden (franje?)? [N 62 (1973)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
Vè heubbe én Frankrek gezète (Q162p Tongeren)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
24148 |
frater |
heivink:
heͅiveŋk (Q162p Tongeren)
|
sijs: frater (13,5 bruin, maar zonder rood en zwart van barmsijs [009]; zeldzaam op trek; meest nog in het westen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32821 |
frees |
frees/fraise (fr.):
frēs (Q162p Tongeren)
|
Een modern akkerwerktuig waarvan de aan-gedreven as voorzien is van een reeks messen, haken of tanden die in de grond hakken en deze fijn maken. [N 11, 72 add.; N 11A, 169b; N J, 10; div.; monogr.]
I-2
|
24315 |
fret |
fret:
frèt (Q162p Tongeren),
albino bunzing, < fr. furet
frèt (Q162p Tongeren)
|
fret || fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|
17598 |
fronsen |
fronsen:
frónsë (Q162p Tongeren)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
muiken:
maukë (Q162p Tongeren)
|
fruit laten rijpen op verholen plaats
III-2-3
|
20494 |
fruit eten |
fratselen:
fratsëlë (Q162p Tongeren),
fratsen:
Wôo és tër dó wȉr ô¯n t fratsë
fratsë (Q162p Tongeren)
|
fruit luid knagend opeten || met smaak fruit opknabbelen
III-2-3
|