e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
framboos flamboos: flambóos (Tongeren), flambozenstruik: flambózëstroek (Tongeren), framboos: [Ingevuld in 1977. HB]  framboze (Tongeren), naast: flamboos  frambóos (Tongeren) [DC 13 (1945)]framboos || frambozestruik I-7
franciscaan bruine pater (lat.): ne braune paoter (Tongeren), ne braunpaôter (Tongeren), minderbroeder: ne minderbrōēder (Tongeren) Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)] III-3-3
franje fronjel: froinjels (Tongeren), froinzjël (Tongeren), frònzjëls (Tongeren), frônzjël (Tongeren), fronsel: (mv)  fronžǝls (Tongeren) bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || franje || Franje. Een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeen-gehouden [franje, franjel, fraling] [N 114 (2002)] || Hoe noemt U een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden (franje?)? [N 62 (1973)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
frankrijk frankrijk: Vè heubbe én Frankrek gezète (Tongeren) Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)] III-3-1
frater heivink: heͅiveŋk (Tongeren) sijs: frater (13,5 bruin, maar zonder rood en zwart van barmsijs [009]; zeldzaam op trek; meest nog in het westen [N 09 (1961)] III-4-1
frees frees/fraise (fr.): frēs (Tongeren) Een modern akkerwerktuig waarvan de aan-gedreven as voorzien is van een reeks messen, haken of tanden die in de grond hakken en deze fijn maken. [N 11, 72 add.; N 11A, 169b; N J, 10; div.; monogr.] I-2
fret fret: frèt (Tongeren), albino bunzing, < fr. furet  frèt (Tongeren) fret || fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)] III-4-2
fronsen fronsen: frónsë (Tongeren) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)] III-1-1
fruit bewaren muiken: maukë (Tongeren) fruit laten rijpen op verholen plaats III-2-3
fruit eten fratselen: fratsëlë (Tongeren), fratsen: Wôo és tër dó wȉr ô¯n t fratsë  fratsë (Tongeren) fruit luid knagend opeten || met smaak fruit opknabbelen III-2-3